25 NIEUWE VRAAG 28-09-2022:
Ik heb geconstateerd dat SodM de belangrijkste conclusies uit het
rapport van de KU Leuven niet heeft overgenomen in de brief “oordeel
naar aanleiding voorval ROW-2” d.d. 30 mei 2022 aan de NAM. Wat is
de gedachte hierachter?
SodM kan u in deze vraag niet goed volgen. De eindconclusies van SodM in de brief die u noemt komen overeen met de eindconclusies uit het
onafhankelijke review van prof. Sintubin. Zowel SodM als de onafhankelijk reviewer geven aan dat:
• De exacte oorzaak van de scheur in de buitenbuis van put ROW-2 niet te bepalen is.
• Er daarom rekening moet worden gehouden met het feit dat een soort gelijk voorval in elke put op kan treden.
• Dat daarom de monitoring zo moet zijn ingericht dat een soortgelijk voorval tijdig wordt opgemerkt.
Dat op die monitoring adequaat moet worden gereageerd door beheersmaatregelen te nemen, zodat schade aan mens en/of milieu wordt
voorkomen.
SodM
26a In uw antwoord geeft u aan dat de eindconclusies van SodM in de brief
aan de NAM overeenkomen met de eindconclusies uit het
onafhankelijke review van prof. Sintubin. Dit is m.i. niet juist. Als je de
brief van SodM aan de NAM naast het rapport van prof. Sintubin legt,
zie je dat er onderdelen van de conclusies zijn overgenomen, maar er
zijn ook onderdelen weggelaten. Onderdelen die zijn weggelaten, zijn
nadelige punten voor afvalwaterinjectie. En door het weglaten van
deze essentiële onderdelen, wordt door SodM de indruk gewekt dat
afvalwaterinjectie op een veilige manier voor mens en/of milieu kan
plaatsvinden.
Waarom noemt SodM selectief resultaten uit dit onderzoek om de
afvalwaterinjectie te verdedigen? En waarom worden de nadelige
resultaten uit dit onderzoek, die de veiligheid voor mens en/of milieu
ontkrachten, weggelaten in de brief aan de NAM?
SodM herkent zich niet in deze kritiek. De kern van de onafhankelijke review van Sintubin is dat de exacte oorzaak van de scheur in de
buitenbuis niet bekend is en dat daarom moet worden ingezet op zorgvuldige monitoring om bij een soortgelijk voorval in een andere put
gevolgen voor mens en milieu te kunnen voorkomen. SodM komt onafhankelijk tot dezelfde conclusie.
Sodm
26b In de brief en uw antwoord staat dat de exacte oorzaak van de scheur
in de buitenbuis niet te bepalen is. In uw brief aan de NAM staat ook
dat de NAM het aannemelijk heeft gemaakt dat een combinatie van
verschillende effecten van de gaswinning en/of waterinjectie tot het
scheuren van de buitenbuis hebben geleid. Hoe verhoudt zich dit tot
elkaar? En hoe verhoudt zich dit tot hetgeen prof. Sintubin hierover
schrijft?
Er zijn een aantal factoren waarvan het aannemelijk is dat die een rol gespeeld kunnen hebben bij het scheuren van de buitenbuis. SodM heeft
geoordeeld dat de NAM deze factoren voldoende heeft onderzocht. Het is echter niet te bepalen welke factor of combinatie van factoren
daadwerkelijk de exacte oorzaak is van de scheur in de buitenbuis. Processen in de diepe ondergrond zijn door de indirecte waarnemingen altijd
met een zekere mate van onzekerheid omgeven. Omdat de exacte oorzaak niet bekend is kan het scheuren van de buitenbuis bij andere
waterinjectieputten niet worden voorkomen. Wel kan door monitoring bij een soortgelijk voorval schade aan mens en milieu worden voorkomen
door de injectie direct stil te leggen wanneer het voorval plaatsvindt. Prof. Sintubin geeft in zijn review ook aan dat de oorzaak van de scheur in
de buitenbuis niet is gekend en dat daarom ingezet moet worden op monitoring om gevolgen van een scheur te voorkomen. Hij geeft aan dat
gezien we te maken hebben met de uitermate moeilijke context waarin enkel kan gewerkt worden met grotendeels indirecte waarnemingen,
niet kan worden vastgesteld wat de oorzaak van de scheur was.
27 Uit het rapport van de KU Leuven komt naar voren dat de exacte
oorzaak van de casing shear van ROW-2 nog niet bekend is. Het is
daarom weinig zinvol om gefundeerde risico- inschattingen te maken
op basis van aannames die ter discussie kunnen worden gesteld.
Daarnaast staat in het rapport dat, met de kennis van nu, monitoring
van injectieputten alleen de voortekenen kan registeren van een op dat
moment niet meer te vermijden casing shear. Je kunt wel monitoren
maar je bent altijd te laat. Bij een drukverandering is de schade er al
met alle gevolgen van dien. En in het rapport wordt ook nog
geconcludeerd dat het bij mitigerende maatregelen het veiligst is om
uit te gaan van de veronderstelling dat een casing shear zich kan
voordoen in élke injectieput. Het is namelijk ontzettend moeilijk om de
juíste mitigerende maatregelen te nemen om de gevolgen door een
breuk in de buitenbuis te voorkomen of verminderen.
Hieruit concludeer ik dat, in geval van een casing shear, zelfregie en
risicobeheersing door de NAM niet werkt.
Hoe kan het zijn dat SodM toch tot de conclusie komt dat de NAM de
risicobeheersing van de injectie van afvalwater in Twente op orde
heeft?
Zoals in vraag 34 aangegeven is, kan het scheuren van de buitenbuis inderdaad niet worden voorkomen. Wel kan schade aan mens en milieu
worden voorkomen in het geval dat een dergelijk voorval optreedt. Als een buitenbuis scheurt is dat in de monitoring van de druk tussen de
binnen- en de buitenbuis te zien en gaat er een alarm af. Op dat moment dient de onderneming direct de injectie stil te leggen, omdat er dan
niet langer sprake is van een dubbele barrière (binnen- en buitenbuis). Er is op dat moment geen sprake van lekkage van injectiewater, de
binnenbuis is immers intact.
Bij de scheur van de buitenbuis van waterinjectieput ROW-2 in Twente heeft de NAM niet tijdig en juist actie ondernomen op het drukalarm. Er
is toen nog enige tijd met een enkele barrière, namelijk de binnenbuis, geïnjecteerd door de NAM. Dit is de reden dat de NAM met de
waterinjectie in Twente onder verscherpt toezicht staat en dat SodM verbeteringen heeft gevraagd van de NAM. De NAM heeft daarop haar
processen en management systeem aangepast. SodM heeft dit gecontroleerd en goedgekeurd. Dat betekent dat de monitoring een voorval tijdig
op zal merken en dat de interne processen van de NAM nu op de juiste acties aansturen wanneer er een alarm uit de monitoring af gaat. SodM
concludeert dat de aanpassingen van de NAM voldoende zijn om schade aan mens en milieu te voorkomen bij een soortgelijk voorval. Overigens
was er bij het voorval in put ROW-2 ook geen sprake van schade aan mens en milieu. Er is namelijk geen injectiewater buiten de put terecht
gekomen.
SodM
28 Hoe is het positieve advies van SodM aan EZK over het aangescherpte
monitoringsplan tot stand gekomen, terwijl duidelijk is dat zelfregie en
risicobeheersing door de NAM niet werkt in geval van een casing
shear?
Zoals hierboven besproken kan een scheur in de buitenbuis niet worden voorkomen door monitoring, maar zorgt adequate monitoring er wel
voor dat schade aan mens en milieu wordt voorkomen in het geval van een scheur in de buitenbuis. Aan de hand daarvan heeft SodM de NAM
opgedragen de monitoring te verbeteren om een scheur tijdig op te kunnen merken en dit vast te leggen in het Waterinjectie Management Plan
(WMP). Daarnaast zijn er in het WMP ook monitoringsverbeteringen opgenomen om voortekenen van integriteitsproblemen tijdig op te merken
wanneer die voortekenen er wel zijn.
SodM
29 UPDATE 19-10-2022:
Hoe verhoudt jullie antwoorden in de Q&A over monitoring en alles
wat daarmee samenhangt, zich tot de conclusies uit de peer review van
prof. Manuel Sintubin van de KU Leuven?
SodM kan niet voor de antwoorden van EZK en de NAM in de Q&A spreken. Wel kan ik toelichten hoe SodM de geleerde lessen van de
gescheurde buitenbuis in Twente toepast. SodM gebruikt conclusies zoals beschreven bij vraag 34 in haar toezicht op huidige waterinjectie in
heel Nederland en in advisering op vergunningen van nieuwe waterinjectieprojecten. Daarbij kijkt SodM kritisch of soortelijke voorvallen tijdig
kunnen worden opgemerkt middels een monitoringsprogramma en of de beheersmaatregelen voldoen om schade aan mens en milieu te
voorkomen.
30a U geeft aan:
• Schade aan mens en milieu kan worden voorkomen in
geval dat een scheur in de buitenbuis optreedt.
• Bij een scheur in de buitenbuis is de binnenbuis intact en
lekt er geen afvalwater.
• Aanpassingen die de NAM heeft gedaan, zijn voldoende
om schade aan mens en milieu te voorkomen bij een
soortgelijk voorval.
• Adequate monitoring zorgt ervoor dat schade aan mens
en milieu wordt voorkomen in geval van een scheur in de
buitenbuis.
• Beheersmaatregelen van de NAM voorkomen schade
aan mens en milieu.
Prof. Sintubin schrijft in zijn rapport:
“In de analyse wordt toch wel veel nadruk gelegd op het feit dat
de binnenbuis (‘tubing’) niet is gescheurd zodat er geen
productiewater kon lekken. Persoonlijk zou ik toch opletten met
dit argument te gebruiken omdat volgens mij niet kan
uitgesloten worden dat dit een ‘geluk bij een ongeluk’ is. Een
verder doorschuiven van de breuk in de binnenbuis had
evengoed de binnenbuis kunnen hebben gescheurd, met alle
gevolgen van dien.”
Hoe kunt u zo stellig zijn in uw conclusie dat schade voor mens
en milieu voorkomen wordt door monitoring en
beheersmaatregelen, terwijl we van te voren niet zeker kunnen
zijn dat alleen de buiten buis óf de binnen buis scheurt? Wat als
zowel de buiten- als de binnenbuis scheurt?
Bij een voorval waarbij de binnen- en of de buitenbuis scheurt, zal de annulusdrukmonitoring afgaan en de injectie direct worden stilgelegd.
SodM heeft deze alarmen dit jaar nog gecontroleerd, en gezien dat de NAM hier adequaat op reageert.
Sodm
30b In de brief ‘Oordeel naar aanleiding voorval ROW-2’ van SodM
aan de NAM en de Q&A geeft u aan dat de exacte oorzaak van de
scheur in de buitenbuis niet te bepalen is. En in dezelfde brief
staat ook dat de NAM concludeert dat het risico niet uit te
sluiten is, maar eventuele gevolgen wel vroegtijdig op te merken
zijn met een adequaat monitoringsprogramma en te beperken
zijn met een beheerprogramma.
Hoe kunt u, met het ontbreken van de feitelijk oorzaak, een
Is beantwoord onder 27. Sodm
de maatschappijen in Limburg die aannemers in dienst hadden
om schade ter plekke te herstellen). Daarbij gaf Ruud Cino aan
dat hij wel met Jacob Spiegelaar wilde meedenken. Jacob
Spiegelaar gaf aan dat hij dit zou doen.
Dit zie ik nergens terugkomen in de notulen. Wat is de status
hiervan?
52 [Context vragen 52,53,54] De NAM stelt dat de bodemdaling
door oliewinning minimaal is, te weten 2 mm per jaar, en dat het
gelijkmatig is verdeeld over het gebied. De bodemdalingskaart
2.0 (bodemdalingskaart.nl) laat echter zien dat de bodemdaling
op veel plekken in het gebied meer dan 5 mm per jaar en op
sommige plekken zelfs meer dan 11 mm per jaar bedraagt.
Tijdens de ronde tafelsessie d.d. 27 oktober werd aangegeven
dat bodemdaling plaatsvindt door o.a. een combinatie van
gaswinning, oliewinning, afvalwaterinjectie, klimaatverandering,
wateronttrekking en veenoxidatie. Daarnaast werd opgemerkt
dat de funderingen van veel huizen in dit gebied dateren uit de
jaren ’30 en dat deze niet bestand zijn tegen de huidige
bodemdalingen. Vanaf de jaren ‘90 zijn de normen voor
funderingen aangepast t.b.v. geotechniek.
Er is nog veel onduidelijk, maar ingeval van schade door
bodemdaling, wijst iedereen naar elkaar maar voor al naar de
bewoner zelf want die is in Nederland wettelijk gezien
verantwoordelijke voor het funderingsonderhoud.
Maar wat als de bodemdaling wordt versneld door factoren
buiten de invloedsfeer van de bewoner, zoals door olie- en
gaswinning, afvalwaterinjectie, grondwateronttrekking, een te
lage waterstand, klimaatveranderingen en daarmee dus de
aantasting van deze vooral jaren ’30 funderingen wordt versneld.
Wie is er dan aansprakelijk?
Zie het antwoord op vraag 21. De olie- en gaswinning hebben geleid tot een geringe en gelijkmatige bodemdaling hetgeen niet heeft geleid tot
schade. Wat betreft de aansprakelijkheden, zie het antwoord op vraag 2 in de brief van 18 november 2021 aan de Tweede Kamer.
https://www.tweedekamer.nl/kamerstukken/kamervragen/detail?id=2021Z17058&did=2021D44401
EZK
53 Is het überhaupt wenselijk om de oliewinning (nu inclusief
afvalwaterinjectie) in dit gebied op te starten terwijl deze
handelingen mede leiden tot bodemdalingsversnelling, met als
gevolg een versnelde aantasting van (bijvoorbeeld jaren ’30)
funderingen, en er nog niet duidelijk is wie aansprakelijk is voor
die schade?
Een geringe en gelijkmatige bodemdaling leidt niet tot schade en ook niet tot een bodemdalingsversnelling. Zie de antwoorden op vraag 21 en 53. Als een
bewoner schade meent te hebben door de olie- en gaswinning dan kan men een melding doen bij de Commissie Mijnbouwschade. Indien het onderzoek van de
commissie uitwijst dat de claim terecht is dan zal NAM de schade moeten vergoeden.
Het aspect bodembeweging wordt meegenomen in de beoordeling van een mijnbouwvergunningsaanvraag. SodM en de Technische Commissie Bodem Beweging
worden hierover om advies gevraagd. Als blijkt dat het winnen van olie of gas leidt tot een onaanvaardbare en of onveilige situatie dan wordt er geen vergunning
verleend.
EZK
54 De NAM weet dat veel funderingen in het gebied niet meer
voldoen aan de huidige funderingsnormen. Desondanks wil de
NAM toch de oliewinning weer opstarten in combinatie met
afvalwaterinjectie. Met de kennis van nu is het in mijn optiek niet
langer houdbaar dat een partij als de NAM, in geval van
eventuele funderingsschade door versnelde bodemdaling, zich
achter het ontbreken van causaal verband blijft verschuilen en
NAM heeft geen specifieke kennis op het gebied van funderingen. Volgens diverse onafhankelijke onderzoeken – bijv. TNO (peter A. Fokker) - leidt bodemdaling
niet tot directe schade van bebouwing dus ook niet tot schade aan funderingen. De vervormingen van het aardoppervlak zijn daarvoor te klein. In de vraag wordt
gesproken van een versnelde bodemdaling; voor ZO-Drenthe is geen sprake van een versnelde bodemdaling maar juist van een vertragende bodemdaling. De
bodemaling door compactie van het Schoonebeek gasveld zal verder vertraagd worden wanneer er waterinjectie zal plaatsvinden in het gasreservoir. De
bodemdaling door productie uit het Schoonebeek olieveld wordt beperkt door de injectie van stoom.
NAM
de bewoner de kosten kan gaan betalen.
Hoe gaat de NAM er daarom voor zorgen, voordat de oliewinning
en afvalwaterinjectie weer opgestart wordt, dat de versnelling
van de bodemdaling in het gebied door toedoen van diezelfde
oliewinning (en gaswinning en afvalwaterinjectie) vanaf nu niet
(langer) leidt tot een versnelde aantasting van (bijvoorbeeld
jaren ’30) funderingen?
Mocht er toch een verdenking zijn van schade door bodemdaling dan kan altijd een melding worden gedaan bij de Commissie Mijnbouwschade (Home |
Commissie Mijnbouwschade).
55 Uit een rapport van de Algemene Rekenkamer uit 2021 komt als
hoofdconclusie naar voren dat de drinkwaterbronnen bij de
ontwikkeling van geothermie door de ministers van EZK en I&W
niet doeltreffend worden beschermd, noch in de opzet van het
beleid noch in de uitvoering daarvan. Er ontbreekt, kort gezegd,
regie in de ondergrond en dat is zorgwekkend want drinkwater is
een publieke basisvoorziening. Op 28 april 2021 en op 3 juni
2021 hebben de ministers van EZK en I&W, samen met de
staatssecretarissen gereageerd op het onderzoek. Uit deze
reactie blijkt dat de ministers de urgentie van het probleem en
het belang van meer centrale regie in de ondergrond nog
onvoldoende herkennen en erkennen.
1. Hoe gaat de minister van EZK zorgen voor een
doeltreffende bescherming van de drinkwaterbronnen
bij afvalwaterinjectie in Zuidoost Drenthe?
2. Waaruit blijk, gelet op bovenstaande, dat er in Zuidoost
Drenthe wel regie in de ondergrond is bij een eventuele
afvalwaterinjectie?
1. Het door u aangehaalde rapport ziet specifiek op de relatie tussen geothermie en drinkwater. Het nationaal belang van zowel drinkwatervoorziening als
mijnbouwactiviteiten, waaronder geothermie, is uitgewerkt in de Structuurvisie ondergrond (hierna: STRONG). In STRONG is opgenomen dat
drinkwatervoorziening en mijnbouwactiviteiten beide als nationale belangen, en daardoor nevengeschikt, zijn aangemerkt. (Bij voorkeur moeten deze functies
gescheiden worden. Waar dit niet mogelijk is, moet worden bezien of technische oplossingen functiecombinaties mogelijk maken en als ook dit niet mogelijk is,
prevaleert het drinkwaterbelang.
Hoe zit het nu in Zuidoost- Drenthe? In 1. de afbeelding is in het rood het olieveld weergegeven. In het blauw is links (op zo’n 5km afstand) een drinkwaterbron
weergegeven.) De olie- en gasvelden van NAM, en daarmee dus ook de locatie van de waterinjectie, bevinden zich niet in de buurt van een beschermd
drinkwatergebied. Tevens bevindt het drinkwater zich tot tientallen meters in de ondergrond en olie- en gaswinning in de diepe ondergrond. Het olieveld bevindt
zich onder afsluitende kleilagen (zo ondoordringbaar dat ook de olie er niet doorheen komt) tussen de 500-1000 meter diepte, het gasveld bevindt zich op rond
de 3km diepte, afgesloten door zout. Een van de opties voor de waterinjectie is dat het mogelijk zal plaatsvinden in het gasveld. De installaties op de
waterinjectielocaties vormen, met ondoordringbare bodembedekkingen, gesloten systemen en leveren bij normale bedrijfsvoering geen emissies naar de bodem
op. Door de combinatie van diverse bodembeschermende voorzieningen en de getroffen beheersmaatregelen is de bescherming van de bodem tijdens de
activiteiten op de waterinjectielocaties geborgd.
2. Regie vindt onder andere plaats bij het beoordelen van een vergunningsaanvraag op basis van het advies van het waterschap, provincie, TNO, Mijnraad en
Sodm. De provincie is verantwoordelijk voor de bescherming van de drinkwaterbronnen Daarom kan de provincie in ieder geval in hun advisering de
bescherming van drinkwatervoorraden inbrengen zodat dit aspect onderdeel wordt van de vergunningenprocedures.
EZK
56 Uit het KEM-18 Final report, Kwalitatieve risico evaluatie van het
lange termijn gedrag van afsluitingen in boorgaten, d.d. 20
januari 2022, komt naar voren dat door repressure van de
ondergrond in lege olie- of gasvelden, door middel van
In het gebied van het Schoonebeek veld bevinden zich twee voorkomens, waarbij het olieveld rond de 800 meter diepte ligt en het gasveld op een diepte van
ongeveer 2800 m. Tussen deze twee voorkomens zitten meerder afsluitende lagen, dat wil zeggen, lagen waar geen vloeistofstroom (gas, olie of zout water)
doorheen plaats kan vinden. Bij een drukopbouw in het gasveld zal er dus geen drukopbouw in het olieveld plaatsvinden. Wat betreft de honderden afgesloten
putten betreft, deze bevinden zich in het olieveld, met over het algemeen een maximumdiepte zo rond de duizend meter.
NAM
bijvoorbeeld afvalwaterinjectie, er onder andere een verhoogd
risico is op lekkage bij afgesloten boorputten.
a. In dit gebied zijn, in tegenstelling tot in Twente,
enkele honderden verlaten putten. Wat zijn de
risico’s bij repressure voor de afgesloten
putten?
b. In dit gebied ligt de huidige druk van het olieveld
dicht bij de oorspronkelijke druk (rapport
Herafweging verwerking productiewater d.d. 27
juni 2022). Wat kunnen de gevolgen voor de
afgesloten putten zijn als de druk in de
ondergrond te hoog wordt door repressure?
Zijn er risicoanalyses beschikbaar van alle afgesloten putten?
In het gasveld zelf zijn door de NAM 10 putten geboord, en daarnaast nog 6 putten aan de duitse kant van het veld. Van de NAM putten zijn er vijf nog actief, de
anderen zijn afgesloten. Voor drukopbouw in het gasveld geldt standaard dat deze druk niet boven de originele hydrostatische druk mag uitkomen. Eventuele
beperkingen voor afgesloten putten in het gasveld zelf worden ook meegenomen bij het bepalen van de druklimiet.
a. Zoals hierboven beschreven, is het risico op verandering van drukopbouw als gevolg van waterinjectie in het gasveld laag voor de honderden afgesloten
putten in het olieveld. Bij productiewaterinjectie in het olieveld zelf zal de druk worden gemonitord om te zorgen dat deze onder de oorspronkelijke druk
blijft. Dit is deel van de standaard monitoring bij waterinjectie.
b. De druk in het olieveld zal niet oplopen als gevolg van het injecteren van productiewater in het gasveld. In het deel dat boven het gasveld ligt wordt op
dit moment nog olie geproduceerd De druk in dit deel van het olieveld ligt op dit moment op 60% van de originele druk. Deze druk wordt gemonitord in
de productieputten en in monitoringsputten, en de druk wordt op of rond dit niveau gehouden door de productie van olie en het bijbehorende
productiewater. Voor de gebruikte productiemethode van stoominjectie is dit de druk waarin de stoominjectie het meest effectief is, vandaar dat deze
druk zo in stand gehouden wordt.
Wat betreft risicoanalyses voor afgesloten putten, van alle putten in de NAM velden zijn de gegevens en de huidige staat bekend. Voordat met injectie-
activiteiten wordt begonnen, worden alle bestaande putten, actief danwel afgesloten, meegenomen in de risicoanalyse.
57 Uit het herafwegingsrapport verwerking productiewater
Schoonebeek, d.d. 27 juni 2022, blijkt in maart 2021 tijdens
opruimwerkzaamheden van SCH-447 dat de casing en de tubing
dermate vervormd waren, waardoor er geen diepere toegang
meer was in de put. Er worden hierbij aannames over zoutvloei
gedaan en er wordt gesteld dat de omliggende putten zijn
gemitigeerd.
a. Waarom wordt er juist op deze plek afvalwater
geïnjecteerd?
b. Hoe verhoudt het incident bij SCH-447 zich tot
uw stelling dat afvalwaterinjectie op een veilige
manier voor mens en milieu kan plaatvinden.
Er wordt in het herafwegingsrapport gesteld dat zoutvloei een
langzaam proces is, onder invloed van temperatuur- en
drukverschillen. Is het mogelijk dat zoutvloei op een andere
manier kan ontstaan? En wat doet dat dan met de
bodembeweging in relatie tot de zeer zwakke schuifweerstand
van het (steen)zout?
a. De locatie van de put SCH-447 is de oppervlaktelocatie voor meerdere putten. De put SCH-447 zelf is geboord in het zuidelijk deel van het diepe gasveld.
Andere putten van deze locatie gaan naar het noordelijk deel van het gasveld (SCH-537) of naar verder naar het zuiden (SCH-597 en SCH-591) in het
zuidelijk deel van het gasveld. Voor de nieuwe waterinjectieputten geldt dat deze in eerste instantie naar het noordelijk deel van het gasveld geboord
zullen worden. Deze komen dus niet in de diepe ondergrond vlak bij SCH-447 uit.
b. Het incident bij SCH-447 is een voorval zoals er zich in de diepe ondergrond in Nederland zich vaker incidenten hebben voorgedaan. In Nederland zijn
6602 putten in de diepe ondergrond (meer dan 500 m diep) geboord. Het grootste deel van deze putten is gericht op lagen op meer dan 2500 meter
diepte. Tijdens het naar beneden boren komen de putten door een aantal lagen met zout (haliet) en af en toe in lagen met karnaliet of bischofiet
(kalium- en magnesiumzouten). In deze zoutlagen kan zoutvloei optreden, omdat er bij het boren soms uitspoeling plaatsvindt die ervoor zorgt dat de
cementatie rondom de buitenbuis niet goed gezet kan worden. In dat geval kan het voorkomen dat het zout tegen de buitenbuis aan komt, waarbij in
sommige gevallen de buitenbuis vervormd wordt, zoals geconstateerd in SCH-447. Met een intacte buitenbuis is er geen verbinding tussen de
vloeistoffen in het binnenste van de buitenbuis en de diepe ondergrond. Mocht er wel een verbinding ontstaan tussen de vloeistoffen in het binneste
van de buitenbuis en de diepe ondergrond, dan is dit onder meerdere afsluitende lagen, die ervoor zorgen dat, zelfs bij incidenten als gevolg van
zoutkruip, de productiewaterinjectie op een veilige manier voor mens en milieu kan plaatsvinden.
Het ontstaan van zoutvloei is uitgebreid onderzocht voor de productie van keukenzout uit de diepe ondergrond. Daarbij is geconcludeerd dat zoutvloei een
langzaam (traag) proces is. In de diepe ondergrond zijn de drukken zeer hoog (lithostatische druk op 3000 meter is 660 bar), een zoutlaag tilt de hele laag van
gesteenten erboven, waardoor er in geologische tijdschaal (tientallen
NAM
58 In diverse rapporten, zoals bijvoorbeeld het herafwegingsrapport
verwerking productiewater Schoonebeek, d.d. 27 juni 2022,
wordt regelmatig een beroep gedaan op de (contra)expertise van
TU Delft. Onderzoek doen kost geld en een deel van dat geld
ontvangt TU Delft van geldschieters als de NAM en Shell,
waarmee zij goede contacten heeft.
a. Is hier geen sprake van belangenverstrengeling?
b. Hoe kan TU Delft dan zorgdragen voor
onafhankelijk onderzoek?
Een goede vraag voor alle universiteiten en onderzoeksinstellingen. In het algemeen treedt belangenverstrengeling alleen op als een instelling zich verplicht zou
voelen om onderzoeksresultaten aan te passen voor de opdrachtgever. In dit geval is NAM of Shell niet de opdrachtgever, deze onderzoeken worden door SodM
aangestuurd, die ook de benodigde expertise in huis heeft voor de beoordeling van de resultaten van het onderzoekswerk.
Zie ook het antwoord op vraag 51.
59 Op 15 augustus 2022 is er een inspectie geweest bij de leidingen
op de kruising Oldenhuis Gratemaweg/Klaassensweg. Op 16
augustus 2022 hebben er reparatie/onderhoudswerkzaamheden
plaatsgevonden op die plek door TDC Groep Enschede. Wat was
Er is bij NAM geen inspectie bekend. NAM vermoedt dat hier werkzaamheden op de locatie SCH-1800 worden bedoeld. Dit was de periode dat de stoomleidingen
op stikstof-druk zijn gezet. In die periode is er ook veel isolatie teruggeplaatst. TDC groep Enschede is een bedrijf dat personeel levert voor isolatie / steiger bouw.
NAM
er aan de hand en is er een inspectierapport van?
60 In de notulen van de laatste ronde tafelsessie wordt aangegeven
dat de opbrengst van de oliewinning in Schoonebeek voor
Nederland de honderden miljoenen overstijgt. Eerder is al
aangegeven dat er verwacht wordt dat er uit het westelijk deel
van het olieveld nog 100 miljoen vaten kunnen worden
gewonnen. Hetgeen bij een olieprijs van € 86 per vat neer zou
komen op circa 8,6 miljard. Daarnaast wordt er veel gesproken
over een lokaal win-win evenwicht. Simon Vroemen,
regiodirecteur van de NAM, heeft het over een regiofonds met
daarin € 7 miljoen, wat neerkomt op circa 0,08% van de totale
omzet voor de regio. Dit is nog geen één tiende procent. Hoe kan
er sprake zijn van een win-win evenwicht als er nog geen 0,1%
naar het gebied gaat?
Een van de pijlers van het gebiedsproces is het bijdragespoor. Binnen dat spoor zal er een verkenning worden gestart met betrekking tot financiële afspraken. Dit
traject wordt getrokken door de regionale bestuurders, afvaardiging namens EZK (of Financiën) en de NAM. Het ontzorgingsspoor heeft hier geen invloed op.
EZK
26 juni 2024 | 1.79 MB | Hoort bij dossier Woo-verzoek, Stop Afvalwater Schoonebeek 23 april 2023