Projectnummer: EN06724-003 2
Kenmerk: 240169
INHOUDSOPGAVE
1 INLEIDING........................................................................................................................... 3
2 VOORONDERZOEK .............................................................................................................. 4
2.1 Algemeen .......................................................................................................................................4
2.2 Historisch onderzoek .....................................................................................................................4
2.3 Beantwoording onderzoeksvragen ................................................................................................6
2.4 Conclusie vooronderzoek ...............................................................................................................6
3 ONDERZOEKSOPZET EN VELDWERKZAAMHEDEN ................................................................. 7
3.1 Onderzoeksopzet ...........................................................................................................................7
3.2 Veldwerk ........................................................................................................................................7
4 LABORATORIUMONDERZOEK .............................................................................................. 8
4.1 Chemische analyses .......................................................................................................................8
4.2 Resultaten ......................................................................................................................................8
4.3 Controle verhouding meetwaarden...............................................................................................9
4.4 Grootschalige bodemtoepassing (GBT) .........................................................................................9
5 CONCLUSIE EN AANBEVELINGEN ........................................................................................ 10
5.1 Conclusie ..................................................................................................................................... 10
5.2 Aanbevelingen............................................................................................................................. 10
Bijlagen
1 Regionale ligging en kadastrale kaart met situering partij
2 Monsternemingsplan
3 Monsternemingsformulier
4 Foto’s van de partij
5 Overzicht van de partij
6 Analysecertificaten en toetsingsresultaten PFAS
7 Toetsingsresultaten (Rbk)
8 Toelichting toetsingskaders
partijkeuring Vechtzone Hardenberg (Depot 1-1)
Projectnummer: EN06724-003 3
Kenmerk: 240169
1 INLEIDING
In opdracht van Van der Wiel Infra & Milieu is door Enviso Ingenieursbureau een partijkeuring conform
het Besluit bodemkwaliteit uitgevoerd.
De partij is in depot gelegen aan de Kruserbrink te Hardenberg. De regionale ligging van de locatie en
de kadastrale kaart met de situering van de partij zijn weergegeven in bijlage 1.
Aanleiding tot de partijkeuring is de wens van de opdrachtgever om inzicht te krijgen in de
hergebruiksmogelijkheden van de partij in het kader van het Besluit bodemkwaliteit.
Het doel van de partijkeuring is het toetsen van de milieuhygiënische kwaliteit van de partij voor
hergebruik en/of toepassing (elders).
In het kader van het Besluit bodemkwaliteit is de partijkeuring uitgevoerd onder een procescertificaat,
hetgeen is omschreven in vigerende versie van de Beoordelingsrichtlijn SIKB 1000, protocol 1001.
Het procescertificaat (afgegeven door KIWA Nederland BV met nummer K20832) van Enviso
Ingenieursbureau en het hierbij behorende keurmerk zijn uitsluitend van toepassing op de activiteiten
betreffende de monsterneming en de overdracht van de monsters, inclusief de daarbij behorende
veldwerkregistratie, aan een erkend laboratorium (of aan de opdrachtgever, die -in geval van monsters
van grond of bouwstoffen voor nuttige toepassing- dan zelf in het kader van het Besluit bodemkwaliteit
is erkend).
Enviso Ingenieursbureau is een onafhankelijk adviesbureau en is geen eigenaar van de te keuren partij.
partijkeuring Vechtzone Hardenberg (Depot 1-1)
Projectnummer: EN06724-003 4
Kenmerk: 240169
2 VOORONDERZOEK
2.1 ALGEMEEN
Voor aanvang van de veldwerkzaamheden is een vooronderzoek conform de NEN 5725:2023
uitgevoerd. Aangezien het in onderhavig rapport een in-situ partijkeuring betreft, worden de vragen
behorende tot aanleiding D2 gebruikt: ‘Uitvoeren van een ex-situ partijkeuring’ in het vooronderzoek.
De te beantwoorden onderzoekvragen zijn:
Wat is de afbakening van de partij?;
Wat is de herkomst van de te bemonsteren ex-situ partij?;
Welk (voor)onderzoek ligt ten grondslag aan de vorming van de te bemonsteren ex-situ partij?;
Wat zijn de bodembedreigende stoffen voor de partij?;
Wat is de hypothese ten aanzien van de kwaliteit van de opgeslagen grond?;
Is de grond asbestverdacht?
Voor het bepalen van de aanwezigheid, de aard en de ruimtelijke verdeling van eventuele
bodemverontreiniging ter plaatse van de onderzoekslocatie is een milieuhygiënisch vooronderzoek
verricht. Ten behoeve van het milieuhygiënisch vooronderzoek is gebruik gemaakt van de volgende
bronnen:
Milieu hygiënisch vooronderzoek opdrachtgever;
Bodeminformatiesysteem;
Bodemkwaliteitskaart gemeente;
Opdrachtgever;
Topografisch kaartmateriaal;
Locatie-inspectie.
De resultaten van het vooronderzoek worden navolgend beschreven, in paragraaf 2.3 wordt antwoord
gegeven op de onderzoeksvragen.
2.2 HISTORISCH ONDERZOEK
Bodeminformatiesysteem, bodemarchief en opdrachtgever
Uit het bodeminformatiesysteem, bodemarchief en volgens informatie van de opdrachtgever blijkt dat
ter plaatse van de onderzoekslocatie eerder bodemonderzoek is uitgevoerd. Het meest recente
bodemonderzoek welke van toepassing is op de onderliggende partijkeuring heeft de navolgende
kenmerken.
verkennend milieukundig bodemonderzoek volgens NEN5740+A1 Gebiedsontwikkeling
Vechtzone Hardenberg, Sigma Bouw & Milieu, kenmerk: 19-M9151, d.d. 23 december 2019;
Aanvullend milieukundig bodemonderzoek en verkennend onderzoek asbest in grond project
Vechtzone te Hardenberg, Sigma Bouw & Milieu, kenmerk 20-M9296-02, d.d. 19 september
2022.
Uit de verkregen informatie van de opdrachtgever is gebleken dat de grond afkomstig is uit het
openbare gebied en de aangelegde bouw weg. In het verleden hebben hier grotendeels woningen
gestaan die omstreeks 2011 gesloopt zijn. Na de sloop is er een rotonde aangelegd en daarna heeft
het terrein braak gelegen. Uit het bodemonderzoek is gebleken dat er in het gebied Vechtzone een
gedempte vechtarm aanwezig is waar verontreinigingen zijn aangetroffen. De demping valt buiten het
gebied waar de grond vandaan gekomen is.
partijkeuring Vechtzone Hardenberg (Depot 1-1)
Projectnummer: EN06724-003 6
Kenmerk: 240169
Uit de topografische kaarten blijkt dat het perceel voor 1964 altijd in gebruik is geweest voor agrarische
doeleinden. Hierna is de eerste bebouwing zichtbaar op de locatie van herkomst. Er is verder geen
aanvullende informatie verkregen via de kaarten van topotijdreis.nl.
Locatie-inspectie
Voorafgaand aan de uitvoering van de veldwerkzaamheden is een locatie-inspectie verricht. Tijdens de
inspectie zijn geen aanvullende gegevens verkregen die eventueel duiden op aanwezigheid van
bodembedreigende activiteiten.
2.3 BEANTWOORDING ONDERZOEKSVRAGEN
Wat is de afbakening van de partij?
De partij betreft circa 1200 m3 humeus zand dat in depot is gelegen op de bouwlocatie aan de
Kruserbrink te Hardenberg op de coördinaten; X: 238.858, Y: 510.712.
Wat is de herkomst van de te bemonsteren ex-situ partij?
De opdrachtgever heeft aangegeven dat de partij is vrijgekomen bij graafwerkzaamheden voor het
project Vechtzone Hardenberg. De grond is afkomstig uit het openbare gebied en de aangelegde
bouwweg en betreft de voormalige bovengrond ter plaatse.
Welk (voor)onderzoek ligt ten grondslag aan de vorming van de te bemonsteren ex-situ partij?
De partij is samengesteld op basis van het milieuhygiënisch vooronderzoek met het navolgende
kenmerk;
verkennend milieukundig bodemonderzoek volgens NEN5740+A1 Gebiedsontwikkeling Vechtzone
Hardenberg, Sigma Bouw & Milieu, kenmerk: 19-M9151, d.d. 23 december 2019.
Wat zijn de bodembedreigende stoffen voor de partij?
Op basis van de verkregen gegevens blijken er redenen te zijn om, naast het standaard
analysepakket, de extra (kritische) parameters PFAS en asbest te onderzoeken.
Wat is de hypothese ten aanzien van de kwaliteit van de opgeslagen grond?
Op basis van de verkregen gegevens is de verwachting dat de partij voldoet aan
bodemkwaliteitsklasse Achtergrondwaarde (Altijd toepasbaar).
Is de bodem asbestverdacht?
Op basis van de beschikbare gegevens is gebleken dat in de partij bijmenging van ondefinieerbaar
puin aanwezig is wat de partij verdacht maakt op het voorkomen van asbest in grond.
2.4 CONCLUSIE VOORONDERZOEK
Op basis van de verkregen gegevens blijken er redenen te zijn om, naast het standaard analysepakket,
de extra (kritische) parameters PFAS en asbest te onderzoeken. Er zijn geen redenen om delen van de
partij uit te sluiten van de partijkeuring.
Projectnummer: EN06777-001
Kenmerk: 240144
Bijlage 1
Regionale ligging en kadastrale kaart met situering partij
Projectnummer: EN06777-001
Kenmerk: 240144
Bijlage 2
Monsternemingsplan
Projectnummer: EN06777-001
Kenmerk: 240144
Bijlage 3
Monsternemingsformulier en boorprofielen
Projectnummer: EN06777-001
Kenmerk: 240144
Bijlage 4
Foto’s van de partij
Projectnummer: EN06777-001
Kenmerk: 240144
Foto 1
Foto 2
Projectnummer: EN06777-001
Kenmerk: 240144
Bijlage 5
Overzicht van de partij
Projectnummer: EN06777-001
Kenmerk: 240144
Bijlage 6
Analysecertificaten en toetsingsresultaten PFAS
Projectnummer: EN06777-001
Kenmerk: 240144
Bijlage 7
Toetsingsresultaten (Rbk)
Projectnummer: EN06777-001
Kenmerk: 240144
Bijlage 8
Toelichting toetsingskaders
8 BESLUIT BODEMKWALITEIT
Het Besluit bodemkwaliteit (Bbk) heeft ten doel milieuhygiënische voorwaarden te stellen aan de toepassing van
bouwstoffen, grond en baggerspecie ter bescherming van de bodem en het oppervlaktewater. Kortom, streven naar
duurzaam bodembeheer. Daarom stelt het Bbk randvoorwaarden aan het toepassen van bouwstoffen, grond en baggerspecie
op of in de bodem en het oppervlaktewater.
De Regeling bodemkwaliteit (Rbk) geeft een technische invulling aan de hoofdregels van het Bbk en uitleg over de uitvoering.
In de Rbk staan onder andere de normen, de wijze waarop de kwaliteit van bouwstoffen, grond en baggerspecie kan worden
bepaald en hoe de normen moet worden getoetst. Het Bbk en de Rbk vullen elkaar aan en zijn niet los van elkaar te gebruiken.
8.1 CERTIFICERING
Grond die voor toepassing in werken in aanmerking komt, dient aan de kwaliteitseisen uit het Bbk te voldoen. De gebruiker
dient te bewijzen, dat de grond aan deze kwaliteitseisen voldoet. Dit bewijs kan onder meer geleverd worden door het
uitvoeren van een partijkeuring. In het kader van het Bbk zijn door het ministerie van VROM-eisen gesteld aan degene die en
de wijze waarop een partijkeuring dient te worden uitgevoerd. Het feitelijk onderzoek dient te worden uitgevoerd door een
daartoe aangewezen gecertificeerde instantie.
Kwalificatie van de monsterneming
Enviso Ingenieursbureau voldoet aan het ISO 9001 kwaliteitssysteem evenals de BRL (beoordelingsrichtlijn) 1000 van het SIKB
9.0, d.d. 1
februari 2018 (afgegeven door KIWA N.V. met nummer K20832). De monsterneming wordt uitgevoerd door gekwalificeerde
9.0, d.d. 1 februari
2018.
Certificering van de chemische analyses
Het laboratorium AL-West BV is door het ministerie van VROM aangewezen als één van de laboratoria die analyses in het
kader van het Bbk mag uitvoeren. De aanwijzing van deze laboratoria vindt plaats door accreditatie op grond van het
Accreditatieprogramma Besluit bodemkwaliteit (AP-04). Deze AP-04 accreditatie heeft betrekking op samenstellings- en
uitloogonderzoek van grond. Het AP-04 stelt hoge eisen aan de wijze waarop metingen worden uitgevoerd, de hoeveelheid
monstermateriaal die in bewerking wordt genomen en de monstervoorbehandeling. Op deze wijze wordt de kwaliteit van de
analyses daadwerkelijk gewaarborgd.
8.2 TOETSINGSKADER
Grond en baggerspecie die voldoen aan de achtergrondwaarden mogen altijd worden toegepast en grond en baggerspecie
boven de grens van het onaanvaardbare risico mogen nooit worden toegepast. Dit geldt ook voor grond en baggerspecie die
boven de interventiewaarden zijn verontreinigd als gevolg van lokale puntbronnen.
Systeem van toetsing grond en baggerspecie
Voor het bepalen van de milieuhygiënische toepassingsmogelijkheden van de grond of baggerspecie, dient getoetst te
bodembeheerders die geen lokal
De kwaliteit van de toe te passen grond of baggerspecie moet aansluiten bij de functie van de toepassingslocatie. Daarom
zijn voor zeven bodemfuncties referentiewaarden (maximale waarden) vastgesteld, de bodemkwaliteitsklassen. Deze zeven
bodemfuncties worden gebruikt in het gebiedsspecifieke kader. Voor het generieke kader zijn de zeven bodemfunctieklassen
voor grond samengevoegd tot twee bodemfunctieklassen: Wonen en Industrie. Voor waterbodem zijn geen
bodemfunctieklassen vastgesteld. Alle locaties die niet zijn ingedeeld vallen automatisch onder de achtergrondwaarden.
Achtergrondwaarden (altijd toepasbaar): moestuinen en volkstuinen, natuur en landbouwgrond;
Bodemfunctieklasse Wonen: wonen met tuin, plaatsen waar kinderen spelen, groen met natuurwaarden;
Bodemfunctieklasse Industrie: ander groen, bebouwing, industrie, infrastructuur.
Generieke toetsingskader
Binnen het generieke kader wordt het gebruik van de landbodem geografisch vastgelegd in bodemfunctieklassen, en wordt
zowel de landbodem als de waterbodem ingedeeld in bodemkwaliteitsklassen. De toepassingseisen die op een bepaalde
locatie gelden worden gevormd door de combinatie van de eis die op grond van de bodemfunctieklasse geldt, en de eis die
op grond van de ter plekke aanwezige bodemkwaliteitsklasse geldt. De strengste van die twee geeft de uiteindelijke eis.
Er zijn op deze algemene systematiek twee uitzonderingen:
1 Bij het op de kant brengen van baggerspecie op het direct aan de watergang gelegen perceel hoeft de kwaliteit van
die baggerspecie alleen aan de door het Bbk gegeven kwaliteitseisen te doen;
2 Toepassingen die dikker zijn dan 2 meter en in een omgeving van meer dan 5.000 m3, de zogenaamde grootschalige
toepassingen van grond en baggerspecie. Deze kunnen worden uitgevoerd wanneer wordt voldaan aan door het
Bbk gegeven standaardnormen. In dat geval hoeft alleen te worden voldaan aan een aantal standaardnormen.
Gebiedsspecifieke kader
Door het bevoegd gezag is in het bodembeleid gebiedsspecifiek toetsingskader vastgesteld. De toetsingsmethodiek is gelijk
aan de toetsingsmethodiek aan het generieke kader, waarbij de maximale waarden zijn gewijzigd in lokale maximale waarden.
Gehanteerde waarden
Achtergrondwaarden: Landelijke geldende waarden voor een multifunctionele bodemkwaliteit die de grens vormen
Maximale waarden voor de bodemfunctieklassen: landelijk vastgestelde generieke waarden voor de bodemkwaliteit
die voor een groep van bodemfuncties in algemene zin de bovengrens aangeeft van wat als een duurzaam geschikte
toestand wordt beschouwd. Voor de generieke toetsing van op de landbodem toe te passen grond en baggerspecie
worden twee bodemfunctieklassen onderscheiden: Wonen en Industrie;
Maximale waarden voor de bodemkwaliteitsklassen: landelijk vastgestelde generieke waarden voor klassen waarin
de actuele bodemkwaliteit kan worden ingedeeld. Voor de generieke toetsing van op de landbodem toe te passen
grond en baggerspecie worden twee bodemkwaliteitsklassen onderscheiden: Wonen en Industrie. Bij toepassing op
de waterbodem worden eveneens twee bodemkwaliteitsklassen onderscheiden: klasse A en klasse B;
Interventiewaarden: landelijk geldende waarden die aangeven dat bij overschrijding sprake is van potentiële ernstige
vermindering van de functionele eigenschappen die de bodem heeft voor mens, plant of dier, als bedoeld in de Wet
bodembescherming. Bij overschrijding van deze waarden moet nader worden onderzocht welke maatregelen nodig
de Wet bodembescherming nodig is;
Lokale maximale waarden: Lokaal vastgestelde waarden voor de bodemkwaliteit waaraan de toe te passen grond en
baggerspecie moet voldoen.
Partijen grond die voldoen aan de kwaliteitseisen Achtergrondwaarden (AW) zijn betreft de milieuhygiënische kwaliteit per
definitie binnen het generieke kader én het gebiedsspecifieke kader altijd vrij toepasbaar.
8.3 TOETSING
De samenstellingswaarden worden voor toepassing in of op landbodem getoetst aan de Achtergrondwaarden (AW, zie tabel
1 en 2 bijlage B van de Rbk), de bodemkwaliteitsklasse Wonen en de bodemkwaliteitsklasse Industrie. Deze waarden zijn
afhankelijk van het humus- en het lutumgehalte.
De samenstellingswaarden worden voor toepassing in of op waterbodem getoetst aan de Achtergrondwaarden (AW, zie tabel
1 en 2 bijlage B van de Rbk), de bodemkwaliteitsklasse A en de bodemkwaliteitsklasse B. Deze waarden zijn afhankelijk van
het humus- en het lutumgehalte.
Als de verhouding tussen de hoogste en laagste werkelijk gemeten waarde gelijk aan of hoger is dan een factor 2,5, dan moet
worden nagegaan of er sprake is van fouten in de monsterneming en/of analyseprocedure. Als een meetwaarde kleiner is
dan de bepalingsgrens van de analyse, dan wordt met de vastgestelde waarde (bepalingsgrens) de gemiddelde meetwaarde
bepaald.
8.4 BODEMKWALITEITSKLASSE
Na relatering aan de samenstellingswaarden kunnen de onderstaande hergebruiksmogelijkheden worden onderscheiden:
AW (achtergrondwaarden)
Grond of baggerspecie kan vrij, dus zonder bodem beschermende IBC-maatregelen, worden toegepast in of op zowel land-
als waterbodem, indien (zie artikel 4.2.2 en 4.10.2 van Rbk):
de gehalten van géén van de gemeten stoffen de maximale waarden AW (achtergrondwaarden = schone grond)
overschrijdt, én
het voornemen tot gebruik van de grond of baggerspecie in een werk, vijf werkdagen voor gebruik van tevoren
Dan wel:
het gehalte van géén van de gemeten stoffen de maximale waarden bodemkwaliteitsklasse Wonen (Wo) overschrijdt,
én
bij meting van ten minste 2 stoffen de rekenkundig gemiddelde gehalte van max. 1 stof verhoogd is;
bij meting van ten minste 7 stoffen de rekenkundig gemiddelde gehalten van max. 2 stoffen verhoogd zijn;
bij meting van ten minste 16 stoffen de rekenkundig gemiddelde gehalten van max. 3 stoffen verhoogd zijn;
bij meting van ten minste 27 stoffen de rekenkundig gemiddelde gehalten van max. 4 stoffen verhoogd zijn;
bij meting van ten minste 37 stoffen de rekenkundig gemiddelde gehalten van max. 5 stoffen verhoogd zijn;
het voornemen tot gebruik van de grond in een werk, vijf werkdagen voor gebruik van tevoren melden via de Minister
De partij kan volgens het generieke kader in of op zowel land- als waterbodem vrij worden toegepast, er hoeft geen rekening
te worden gehouden met de kwaliteit en functie van de bodem ter plaatse van de toepassingslocatie.
Bodemkwaliteitsklasse Wonen
Grond of baggerspecie kan als Wonen, dus zonder bodem beschermende IBC-maatregelen, worden toegepast in of op
landbodem, indien (zie artikel 4.2.1 en 4.10.2 van Rbk):
het gehalte van géén van de gemeten stoffen de maximale waarden bodemkwaliteitsklasse Wonen (Wo) overschrijdt,
én
het voornemen tot gebruik van de grond in een werk, vijf werkdagen voor gebruik van tevoren melden via de Minister
De partij kan volgens het generieke kader in of op landbodem worden toegepast, mits de bodem ter plaatse van de
toepassingslocatie zowel de kwaliteit als functie wonen of industrie heeft.
Bodemkwaliteitsklasse Industrie
Grond of baggerspecie kan als Industrie, dus zonder bodem beschermende IBC-maatregelen, worden toegepast in of op
landbodem, indien (zie artikel 4.2.1 en 4.10.2 van Rbk):
het gehalte van géén van de gemeten stoffen de maximale waarden bodemkwaliteitsklasse Industrie (In) overschrijdt,
én
het voornemen tot gebruik van de grond in een werk, vijf werkdagen voor gebruik van tevoren melden via de Minister
De partij kan volgens het generieke kader in of op landbodem worden toegepast, mits de bodem ter plaatse van de
toepassingslocatie zowel de kwaliteit als functie industrie heeft.
Kwaliteitsklasse A
Grond of baggerspecie kan als kwaliteitsklasse A, dus zonder bodem beschermende IBC-maatregelen, worden toegepast in
of op waterbodem, indien (zie artikel 4.2.1 en 4.10.2 van Rbk):
het gehalte van géén van de gemeten stoffen de maximale waarden kwaliteitsklasse A overschrijdt, én
het voornemen tot gebruik van de grond in een werk, vijf werkdagen voor gebruik van tevoren melden via de Minister
De partij kan volgens het generieke kader in of op waterbodem worden toegepast, mits de waterbodem ter plaatse van de
toepassingslocatie de kwaliteitsklasse A of B heeft.
Kwaliteitsklasse B
Grond of baggerspecie kan als kwaliteitsklasse B, dus zonder bodem beschermende IBC-maatregelen, worden toegepast in
of op waterbodem, indien (zie artikel 4.2.1 en 4.10.2 van Rbk):
het gehalte van géén van de gemeten stoffen de maximale waarden kwaliteitsklasse B overschrijdt, én
het voornemen tot gebruik van de grond in een werk, vijf werkdagen voor gebruik van tevoren melden via de Minister
De partij kan volgens het generieke kader in of op waterbodem worden toegepast, mits de waterbodem ter plaatse van de
toepassingslocatie de kwaliteitsklasse B heeft.
Niet toepasbaar
Grond of baggerspecie is niet toepasbaar, indien:
de gehalten van de stoffen de waarden voor bodemkwaliteitsklasse Industrie c.q. B overschrijden.
Mogelijk dat de partij voldoet aan de voorwaarden voor het gebiedsspecifieke toetsingskader (artikel 44 t/m 53 van Bbk). Zo
niet, dan dient te partij te worden gereinigd of te worden gestort.
Grootschalige toepassing
Op grond van artikel 63 in het Bbk mogen alleen de volgende toepassingen onder de noemer van grootschalige toepassingen
worden toegepast:
toepassingen van grond en baggerspecie in bouw- en wegconstructies, waaronder wegen, spoorwegen en
geluidswallen;
toepassingen van grond en baggerspecie voor het afdekken van een saneringslocatie of een stortplaats, met het oog
op het voorkomen van nadelige gevolgen van de omgeving;
toepassingen van grond en baggerspecie in ophogingen in waterbouwkundige constructies en voor het verondiepen
en dempen van oppervlaktewater met het oog op de hoogtewaterbescherming, de doelstellingen van de
Kaderrichtlijn water, bevordering van natuurwaarden en de vlotte en veilige afwikkeling van de scheepvaart;
toepassing van grond en baggerspecie in aanvullingen, waaronder de herinrichting en stabilisering van voormalige
winplaatsen voor delfstoffen.
Voor overige toepassingen, zoals ophogingen van industrieterreinen en woningbouwlocaties, verspreiding of tijdelijke opslag
van baggerspecie, kan dus niet worden gekozen voor het toetsingskader voor grootschalige toepassingen.
4.9.1 Baggerspecie en grond toepassen in niet-vrijliggende diepe plassen die in
open verbinding staan met een rijkswater (1) (6)
PFOS = 3,7
PFOA = 0,8
Overige PFAS = 0,8
4.9.2 Baggerspecie en grond toepassen in andere diepe plassen dan bedoeld
onder 4.9.1(5)(6)
PFOS = 1,1
PFOA = 0,8
Overige PFAS = 0,8
Voetnoten bij tabel:
(1) (water)bodem die ontstaan is
als gevolg van zand-, grind-, of kleiwinning of dijkdoorbraak (zoals wielen en kolken).
het Rijk en die bovendien boven de spronglaag nauwelijks wordt gevoed door oppervlaktewater van elders (de verblijftijd van
het water is voor 90% van het jaar langer dan een maand). Als de diepe plas is gelegen in een groter
oppervlaktewaterlichaam wordt de rest van het oppervlaktewaterlichaam beschouwd als oppervlaktewater van elders.
- an: diepe plas, gelegen in een oppervlaktewaterlichaam in beheer bij het
Rijk, of diepe plas die niet aan de definitie van vrijliggende plas voldoet. Deze definities zijn afkomstig uit de 'Handreiking
voor het herinrichten van diepe plassen'.
(2) Op de waarden uit deze tabel hoeft geen bodemtypecorrectie te worden toegepast als het gehalte van organische stof minder
dan 10% bedraagt. Als het gehalte organisch stof ligt tussen 10-30% dient wel een bodemtypecorrectie uitgevoerd te worden. Als
het gehalte organisch stof boven de 30% is aangetoond dient het gehalte organisch stof van 30% gebruikt te worden bij de
bodemtypecorrectie.
(3) Tenzij een lokale maximale waarde is vastgesteld (zie paragraaf 5).
(4) PFOS en PFOA worden getoetst aan de hand van de sommatie van de concentraties lineair en vertakt. Overige PFAS worden getoetst
per stof (dus niet gesommeerd).
(5) Voor plassen waar nog geen verondieping heeft plaatsgevonden, kan niet van de toepassingswaarde in de tabel worden uitgegaan.
In deze gevallen zal de waterbeheerder als bevoegd gezag in overleg met gemeente en provincie een uitvoerige afweging moeten
maken of deze verondieping gewenst is en welke voorwaarden hieraan moeten worden gesteld. Hierbij moet op basis van de
zorgplichten zelf worden bepaald welke kwaliteit grond en baggerspecie verantwoord kan worden toegepast.
(6) Alleen indien in de nabijheid van de diepe plas geen kwetsbaar object is gelegen. Hiervoor is een toetsingskader opgenomen in de
Handreiking voor de herinrichting van diepe plassen.
(7) Indien meetgehalten onder de bepalingsgrens liggen, mag de beoordelaar naar analogie van bijlage G, onderdeel IV van de Rbk
(Regeling bodemkwaliteit), ervan uitgaan dat de kwaliteit van de grond, grondwater, baggerspecie, bodem, bodem of oever van een
oppervlaktewaterlichaam voldoet aan de toepassingswaarden.
(8) Metingen om uitschieters te identificeren zijn bedoeld om te bepalen of er in partijen mogelijk sprake kan zijn van
puntbronvervuilingen. Als vuistregel kan hiervoor de P95-waarde van een bepaalde PFAS worden gehanteerd.
Bagger uit rijkswateren: In 2007 is voor een aantal metalen het onderscheid tussen matig verontreinigde locaties en hot spots
gemaakt op basis van bagger uit het rivierengebied (Maas en Rijn). Per stof zijn uit deze gegevens P95-waarden afgeleid. Destijds zijn
geen PFAS gemeten, maar aangevuld met recente projecten van RWS is hieruit een P95-
gste van de
Bagger uit regionale wateren: In 2019 is in het kader van het herverontreinigingsniveau (HVN) een inventarisatie uitgevoerd van de
gehalten PFAS in bagger uit regionale watergangen. Hiervoor zijn PFAS-gehalten verzameld en verwerkt in een database. Uitsluitend
voor de stoffen die voldoende vaak zijn gemeten, zijn uit deze gegevens P95-
Hogere dan voornoemde waarden in respectievelijk bagger uit rijkswateren en regionale wateren kunnen een aanwijzing zijn voor de
aanwezigheid van een puntbronvervuiling in de partij. Wat vervolgens de mogelijkheden zijn voor de betreffende partij, hangt onder
meer af van de aantallen gemeten uitschieters, de hoogte van de gemeten waarden en de lokale situatie. Dit is aan het bevoegd gezag
om te beoordelen.
(9)
daarin aanwezige stoffen, alsmede de bijbehorende bodem en oevers (met uitzondering van uitdrukkelijk krachtens de Waterwet
aangewezen drogere oevergebieden), alsmede flora en fauna.
(10)
door stroming, wind of getij.
Gebiedsspecifiek beleid
De toepassingswaarden die in het handelingskader zijn opgenomen, zijn in beginsel voor het hele land bedoeld. Het verdient
aanbeveling dat de betrokken overheden, zoals gemeenten, zelf het initiatief nemen om de aanwezigheid van PFAS op lokaal
niveau preciezer in beeld te brengen. Zij hebben deze informatie namelijk nodig als grondslag voor hun gebiedsspecifieke
beleid als zij lokale maximale waarden willen vaststellen die afwijken van de generieke waarden. Een van de vereisten die het
Besluit bodemkwaliteit voor dergelijk gebiedsspecifiek beleid stelt is de vaststelling van een bodemkwaliteitskaart, die een
beeld geeft van het voorkomen van PFAS in een aangewezen bodembeheergebied. Een dergelijke bodemkwaliteitskaart kan
ook dienen als grondslag om op eenvoudige wijze de voor het toepassen benodigde milieuhygiënische verklaringen te kunnen
afgeven en daarmee onderzoekslasten in individuele gevallen te beperken en vertraging bij het grondverzet te voorkomen.
Met gebiedsspecifiek beleid kan voor PFAS lokaal meer ruimte worden geboden, maar kan ook een strengere waarde worden
vastgesteld dan de toepassingswaarden van het handelingskader. Via het vaststellen van minder strenge lokale maximale
waarden kan worden afgeweken van het uitgangspunt van het Besluit bodemkwaliteit dat geen verslechtering van de
bestaande bodemkwaliteit op een specifieke locatie is toegestaan. Dit houdt in dat de bestaande bodemkwaliteit op de
locatie waar de grond of baggerspecie wordt toegepast kan verslechteren, maar omdat tot de lokale maximale waarde alleen
grond en baggerspecie mogen worden toegepast die in het bodembeheergebied zelf zijn ontgraven, is op gebiedsniveau
echter geen sprake van verslechtering.
De in het handelingskader opgenomen achtergrondwaarden kunnen in heel Nederland worden aangehouden, tenzij is of
wordt voorzien in gebiedsspecifiek beleid1.
Als de wens bestaat om in het kader van gebiedsspecifiek beleid een lokale maximale waarde vast te stellen moet de
gemeente, onderscheidenlijk waterbeheerder, een bodembeheergebied aanwijzen (indien de lokale maximale waarde een
verslechtering op de locatie van toepassen toestaat) en een goede motivering, bij voorkeur in een nota bodembeheer,
vaststellen die aan de eisen van het Besluit bodemkwaliteit voldoet. Daarbij kan gebruik worden gemaakt van de
Risicotoolbox bodem, onderscheidenlijk de Risicotoolbox waterbodems. Deze zullen worden aangevuld met informatie over
PFAS. Tot die tijd kan bij het vaststellen van lokale maximale waarden boven de risicogrenswaarde die door het RIVM zijn
ingewonnen bij het RIVM.
Voor het vaststellen van soepelere waarden kan aanleiding bestaan als de bestaande bodemkwaliteit in een gebied slechter
is dan de toepassingswaarden die landelijk worden gehanteerd, en de in het gebied vrijkomende grond en baggerspecie van
slechtere kwaliteit hierdoor volgens de landelijke toepassingswaarden niet mag worden toegepast. Op voorwaarde dat in het
aangewezen bodembeheergebied op gebiedsniveau sprake is van stand-still kunnen de nodige afwegingen worden gemaakt
die vraag en aanbod van grond en baggerspecie binnen het gebied op elkaar afstemmen teneinde impasses bij het
grondverzet en baggerwerkzaamheden te voorkomen.
1 Overigens staat artikel 39 van het Besluit bodemkwaliteit niet in de weg aan het vaststellen van lokale maximale waarden voor PFAS die
lager zijn dan de achtergrondwaarde. PFAS zijn immers niet-genormeerde stoffen waarvoor nog geen achtergrondwaarde is vastgesteld in
de Regeling bodemkwaliteit.
RWS INFORMATIE
BoToVa wijzigingen Omgevingswet
Rijkswaterstaat Water,
Verkeer en Leefomgeving
Griffioenlaan 2
3526 LA UTRECHT
Postbus 2232
3500 GE UTRECHT
T 088 797 11 11
www.rijkswaterstaat.nl
Contactpersoon
Sanne Vogels
(senior) adviseur bodem
M 06 15 42 89 00
sanne.vogels@rws.nl
Datum
28 november 2023
RWS INFORMATIE Pagina 1 van 7
Beste gebruiker BoToVa,
Oplevering van de Omgevingswet-toetsen in service BoToVa heeft vertraging
opgelopen en is niet per 1 januari 2024 beschikbaar. Via deze memo informeren
wij u over de wijzigingen die volgen uit de Omgevingswet en hoe u de resultaten
van de huidige toetsen om kunt zetten naar de nieuwe toetsen Omgevingswet.
Hieronder een overzicht van de reeds bestaande toetsen WBB/BBK en de nieuwe
toetsen Omgevingswet.
Huidige toetsen (blijven
beschikbaar ivm
overgangsrecht)
Nieuwe toetsen
Omgevingswet
Regelgeving
T.1 Beoordeling kwaliteit van
grond en bagger bij toepassing
op of in de bodem
T.101 Beoordeling
kwaliteitsklassen van grond en
baggerspecie bij toepassen op of
in de landbodem
Bijlage B, tabel 1
Rbk 2022
T.101B Beoordeling
kwaliteitsklasse van baggerspecie
bij toepassen op landbodem in
GBT
Bijlage B, tabel
3a Rbk 2022
T.2 Beoordeling kwaliteit
ontvangende landbodem
T.102 Beoordeling
kwaliteitsklassen ontvangende
landbodem
Bijlage B, tabel 1
Rbk 2022
T.3 Beoordeling kwaliteit van
bagger en ontvangende bodem
bij toepassing in een
oppervlaktewaterlichaam
T.103a Beoordeling
kwaliteitsklassen van
baggerspecie bij toepassen in een
oppervlaktewaterlichaam
Bijlage B, tabel 2
Rbk 2022
T.103b Beoordeling
kwaliteitsklassen van de
ontvangende waterbodem
Bijlage B, tabel 2
Rbk 2022
T.4 Beoordeling kwaliteit van
grond bij toepassing op bodem
of oever van oppervlaktewater
T.104 Beoordeling
kwaliteitsklassen van grond bij
toepassen in een
oppervlaktewaterlichaam
Bijlage B, tabel 2
Rbk 2022
Rijkswaterstaat Water,
Verkeer en Leefomgeving
Datum
28 november 2023
RWS INFORMATIE Pagina 2 van 7
Huidige toetsen (blijven
beschikbaar ivm
overgangsrecht)
Nieuwe toetsen
Omgevingswet
Regelgeving
T.5 Beoordeling kwaliteit van
bagger bij verspreiden op een
aangrenzend perceel
(landbodem)
T.105 Beoordeling geschiktheid
van baggerspecie bij verspreiden
op de landbodem
Bijlage B, tabel
3b Rbk 2022
T.6 Beoordeling kwaliteit van
bagger bij verspreiden in een
zoet oppervlaktewaterlichaam
T.106 Beoordeling geschiktheid
van baggerspecie bij verspreiden
in een zoet
oppervlaktewaterlichaam
Bijlage B, tabel
3c Rbk 2022
T.7 Beoordeling kwaliteit van
bagger bij verspreiden in een
zout oppervlaktewaterlichaam
T.107 Beoordeling geschiktheid
van baggerspecie bij verspreiden
in een zout
oppervlaktewaterlichaam
(Noordzee of
Waddenzee/Zeeuwse Delta)
Bijlage B, tabel
3c Rbk 2022
T.8 Beoordeling kwaliteit van
grond bij GBT op landbodem
(emissietoetswaarde)
Bijlage B, tabel
3a Rbk 2022
T.9 Beoordeling kwaliteit van
baggerspecie bij GBT op
landbodem
(emissietoetswaarde)
Bijlage B, tabel
3a Rbk 2022
T.10 Beoordeling kwaliteit van
grond bij GBT in
oppervlaktewaterlichamen
(emissietoetswaarde)
Bijlage B, tabel
3a Rbk 2022
T.11 Beoordeling kwaliteit van
baggerspecie bij GBT in
oppervlaktewaterlichamen
(emissietoetswaarde)
Bijlage B, tabel
3a Rbk 2022
T.12 Beoordeling kwaliteit van
grond volgens Wbb
Bijlage 1 van
Circulaire
bodemsanering
2013
T.13 Beoordeling kwaliteit van
grondwater volgens Wbb
Bijlage 1 van
Circulaire
bodemsanering
2013
T.27 Beoordeling kwaliteit van
grond en baggerspecie
bij GBT; Emissiewaarden
T.127 Beoordeling emissiearme
grond en baggerspecie (GBT
emissiewaarde)
Bijlage B, tabel
3a Rbk 2022
T.129 Beoordeling emissiearme
grond en baggerspecie (GBT
emissietoetswaarde)
Bijlage B, tabel
3a Rbk 2022
T.16 Beoordeling kwaliteit
bouwstoffen (emissie)
T.116 Beoordeling kwaliteit
bouwstoffen (emissie)
Bijlage A, tabel 1
Rbk 2022
T.17 Beoordeling kwaliteit
bouwstoffen (samenstelling)
T.117 Beoordeling kwaliteit
bouwstoffen (samenstelling)
Bijlage A, tabel 2
Rbk 2022
Rijkswaterstaat Water,
Verkeer en Leefomgeving
Datum
28 november 2023
RWS INFORMATIE Pagina 5 van 7
De kwaliteitseisen voor het verspreiden van baggerspecie op de landbodem zijn
aangepast en gebaseerd op het landbouwkundig gebruik. In de Regeling
bodemkwaliteit 2022 is de toxische druk van het mengsel van stoffen (msPAF) en
enkele normen voor
de Regeling bodemkwaliteit die voorheen gold. (zie bladzijde 368 van de regeling
bodemkwaliteit 2022)
Factsheet verspreiden van baggerspecie onder de Omgevingswet | Informatiepunt
Leefomgeving (iplo.nl)
Kwaliteitseisen verspreiden baggerspecie | Informatiepunt Leefomgeving (iplo.nl)
3 Aanpassing normen voor polymeerbeton
Voor polymeerbeton geldt een maximale concentratiewaarde van 20 mg/kg droge
stof voor de stof ethylbenzeen en xylenen (som). (Bijlage A, tabel 2, voetnoot 3
van de Regeling Bodemkwaliteit 2022)
4 IBC vervalt
Nog overgangsrecht voor IBC bouwstoffen tot 1-7-2024. Zie Overgangsrecht
Besluit bodemkwaliteit | Informatiepunt Leefomgeving (iplo.nl)
Wat verandert er voor toepassen van bouwstoffen? | Informatiepunt
Leefomgeving (iplo.nl)
5 Wijziging van toetsregel voor ontvangende bodem en waterbodem
In de consultatie is naar voren gebracht dat in het zeldzame geval dat onderzoek
wordt gedaan naar stoffen waarvoor geen rapportagegrens is opgenomen in tabel
gevolgen kan hebben voor de indeling van de ontvangende (water)bodem in een
kwaliteitsklasse. Dit kan aan de orde zijn ingeval het betreffende laboratorium
een rapportagegrens hanteert die hoger ligt dan de voor die stof opgenomen
waarden in de tabellen 1 en 2 van bijlage B. In die gevallen zou zonder dat de
stof door het laboratorium is aangetoond de betreffende ontvangende
(water)bodem in een minder schone kwaliteitsklasse ingedeeld kunnen worden op
grond van de betreffende stof. Dat is onwenselijk omdat daarmee op grond van
de Rijksregels in het Besluit activiteiten leefomgeving op die betreffende
ontvangende (water)bodem meer ruimte ontstaat voor het toepassen van grond
en baggerspecie omdat de ontvangende (water)bodem in een minder schone
kwaliteitsklasse is ingedeeld. Om die reden is in bijlage G, onderdeel I onder c (en
voorkomende situatie betreffende stoffen niet worden betrokken bij het toetsen
van de kwaliteit van de ontvangende (water)bodem aan de kwaliteitseisen uit
bijlage B. De betreffende stof telt ook niet mee als onderzochte stof voor de
toetsingsregels aan de kwaliteitsklassen. Deze aanpassing in bijlage G is alleen
aan de orde voor het toetsen van de kwaliteit van de ontvangende (water)bodem.
Betreffende stof wordt wel omgerekend (factor 0,7) en betrokken bij het toetsen
van de kwaliteit van de vrijkomende grond en baggerspecie uit die (water)bodem.
Ook daar kan de betreffende stof leiden tot een indeling van de kwaliteit van de
grond of baggerspecie in een minder schone kwaliteitsklasse, wat weer tot
mindere toepassingsmogelijkheden kan leiden. Dat leidt wel tot een ander
soortige problematiek, in het geval van de ontvangende (water)bodem gaat het
om het tegengaan dat mogelijk ten onrechte grond of baggerspecie van een
slechtere kwaliteitsklasse wordt toegepast op de ontvangende (water)bodem, in
Rijkswaterstaat Water,
Verkeer en Leefomgeving
Datum
28 november 2023
RWS INFORMATIE Pagina 6 van 7
geval van de vrijkomende grond en baggerspecie kan mogelijk ten onrechte het
aantal toepassingsmogelijkheden van de grond en baggerspecie worden beperkt
maar is het milieu voldoende beschermd. Als de indeling van de grond of
baggerspecie in een slechtere bodemkwaliteitsklasse voor de afzet van de grond
of baggerspecie problematisch is kan initiatiefnemer het laboratorium of een
ander laboratorium benaderen voor een nieuwe analyse waarbij een lagere
rapportagegrens wordt gehanteerd, zodat meer zekerheid ontstaat over de vraag
of de betreffende stof boven de waarden in de tabellen 1 en 2 van bijlage 2 wordt
aangetroffen in de grond of baggerspecie. Als er geen lagere rapportage grens
mogelijk is, dan is het uit voorzorg voor toepassing van de betreffende grond en
baggerspecie het beste om uit te gaan van de situatie dat de stof toch aanwezig is
(via de omrekening met factor 0,7) om te voorkomen dat schonere gebieden
worden belast met de betreffende stof. In aanvulling op onderdeel I onder punt c
van bijlage G wordt het volgende toegelicht: In onderdeel I van bijlage G onder
punt b wordt aangegeven dat voor stoffen waarvoor wel een rapportagegrens in
tabel 1 van bijlage G is opgenomen de door het laboratorium als kleiner dan de
rapportagegrens gerapporteerde waarde wordt omgerekend met een factor 0,7
maal de door het laboratorium als kleiner dan de rapportagegrens gerapporteerde
waarde. Dit kan bijvoorbeeld aan de orde zijn vanwege een matrixstoring
waardoor een verhoogde rapportagegrens wordt gehanteerd. In dergelijke
gevallen kan het bevoegd gezag een afweging maken om de betreffende stof al
dan niet te betrekken bij het indelen van de ontvangende bodem in een
bodemkwaliteitsklasse. Dit met het oog op voorkomen van verslechtering van de
bodemkwaliteit. In de consultatie is naar voren gebracht dat de vermenigvuldiging
oplosbare stoffen in het grondwater soms een te slecht beeld schetsen van de
kwaliteit van het betreffende monster van het grondwater. In bijlage G is daarom
een tekst toegevoegd dat in voorkomende gevallen de onderzoeker onderbouwd
kan motiveren dat het betreffende monster niet in die mate is verontreinigd als
het toetsingsresultaat aangeeft. (Regeling bodemkwaliteit 2022, pagina 388-389)
Toetsen van analyseresultaten bodemonderzoek en milieuverklaringen
bodemkwaliteit | Informatiepunt Leefomgeving (iplo.nl)
Staatscourant 2023, 1338 | Overheid.nl > Officiële bekendmakingen
(officielebekendmakingen.nl)
6 Grondwater toetsing vervalt
Voor grondwater zijn instructieregels opgenomen in het Besluit Kwaliteit
Leefomgeving (BKL) (omgevingswaarden). Er is daarom geen toets opgenomen in
BoToVa.
Grondwater en omgevingswaarde | Informatiepunt Leefomgeving (iplo.nl)
Rijkswaterstaat Water,
Verkeer en Leefomgeving
Datum
28 november 2023
RWS INFORMATIE Pagina 7 van 7
7 Specifieke toets voor bepaling graven boven of onder interventiewaarde.
Voor het bepalen van welke milieubelastende activiteit graven van toepassing is
op een locatie, namelijk boven of onder de interventiewaarde, is een specifieke
toets toegevoegd aan BoToVa.
Wat verandert er voor graven in de bodem | Informatiepunt Leefomgeving
(iplo.nl)
Sanne Vogels
(senior) adviseur bodem
26 juni 2024 | 13.09 MB | Hoort bij dossier Woo-verzoek, Schippersplas 26 maart 2024