Home
Woo-verzoeken

Woo-verzoeken

1769 resultaten worden getoond
PDF20230403_afsprakenkader_juridische_vragen_dorpsbelangen.pdf
MEMO Afsprakenkader - Ontzorging Algemeen: 1. De afspraken voldoen (nagenoeg) allemaal niet aan het SMART-principe. Hoe worden de afspraken zodoende bijvoorbeeld tijdgebonden, meetbaar en toetsbaar? Juridisch: 2. Wat is de wettelijke grondslag om een dergelijk kader tussen NAM, overheid en inwoners vast te leggen? Dit is in het kader niet opgenomen. De juridische status van dit kader is daarmee onduidelijk. 3. Uit het kader blijkt niet over welke bovenwettelijke aspecten de NAM ten gunste van Schoonebeek middels dit kader afspraken maakt. Wat is het juridisch voordeel voor Schoonebeek om dit nu te ondertekenen? 4. In het kader ontbreekt een begripsomschrijving van de belangrijke begrippen. De juridische duiding van de belangrijke begrippen is daarmee onduidelijk. 5. Ten behoeve van een eenduidige verwijzing is bij de verwijzing naar onder andere de diverse (gedragen)codes en methoden niet specifiek aangegeven welke versie, vaststelingsdatum etc. van toepassing zijn, dan wel aangegeven dat de opvolgers van deze codes en methoden van toepassing worden. Juridisch gezien is niet vastgelegd om welke codes en methoden het exact gaat en welke codes en methoden van toepassing blijven bij aanpassing van deze codes en methoden. 6. De voorzitter tekent dit kader voor 'alle niet-overheid gerelateerde deelnemers voor instemming met dit ‘levend document’ als onderdeel van het Gebiedsproces Schoonebeek.’ In artikel 1 van het kader is aangegeven dat deze deelnemers geen formele vertegenwoordiging, maar representanten van de omgeving zijn. Volgens de Van Dale (dus normaal spraakgebruik en juridisch leidend) wordt met representant een vertegenwoordiger bedoeld. Niet is in het kader benoemd of verduidelijkt naar welke groep mensen, bedrijven, instanties en/of overige rechtspersonen in Schoonebeek en omgeving (hierna: Schoonebekers) de term ‘representanten’ verwijst. 7. In artikel 1 van het kader is aangegeven dat het kader tot doel heeft ‘aanvullende afspraken te maken tussen NAM en een brede vertegenwoordiging van lokale en regionale belanghebbenden. Tevens is aangegeven waaruit deze brede vertegenwoordiging bestaat. Wat zijn de juridische gevolgen van het opnemen van dit artikel in combinatie met bovengenoemde onder 6, te weten ‘representanten van de omgeving’ ten aanzien van de ondertekening door de voorzitter van dit kader? Gezien de inhoud van artikel 1 van het kader is niet juridisch uit te sluiten dat de voorzitter (indirect) tekent voor alle Schoonebekers. (De Schoonebekers kennen dit kader niet.) 8. * Verkrijgt de voorzitter, met het ondertekenen van het kader, mandaat voor zaken die in het vervolgproces en/of ten tijde van de werking van de beoogde stichting zullen plaatsvinden? * Van wie verkrijgt hij direct of indirect dit eventuele mandaat, wat is de inhoud van dit mandaat en voor welke concrete zaken geldt dit? 9. Welke publiekrechtelijke en privaatrechtelijke gevolgen voor de Schoonebekers spelen een rol bij het laten ondertekenen van dit kader, nu en in de toekomst? 10. Welke overige rechtsgevolgen kan dit kader hebben voor de Schoonebekers, nu en in de toekomst? 11. Welke financiële gevolgen kan dit kader hebben voor de Schoonebekers, bijvoorbeeld maar niet uitsluitend ten aanzien van de kans op nadeelcompensatie (planschade en inkomstenderving) of andere schade-uitkeringen, nu en in de toekomst? 12. In artikel 1 van het kader is opgenomen dat ‘de NAM dan wel diens rechtsopvolger verplicht is bij eventuele verkoop van het Schoonebeker olieveld de verplichtingen uit dit kader integraal over te dragen naar de verdrager’. * Hoe is middels dit kader juridisch geborgd dat hieraan (en wanneer) invulling wordt gegeven? 13. In artikel 1 van het kader is opgenomen dat ‘de NAM in samenspraak met EZK nagaat op welke onderdelen de gemaakte afspraken in het Afsprakenkader Schoonebeek onderdeel kunnen worden van benodigde vergunningen en besluiten’. Dit artikel geeft vooraf geen garantie en borgt niet welke afspraak daadwerkelijk als vergunningsvoorwaarde of andere passende wijze wordt verwerkt in de benodigde vergunningen voor de NAM. Een overzicht welke afspraak op welke wijze in welke vergunning wordt verwerkt ontbreekt. * Hoe is middels dit kader juridisch geborgd dat afspraken in een vergunning worden opgenomen? * Welke afspraken kunnen opgenomen worden in welke vergunningen? 14. In artikel 1 van het kader is aangegeven dat ‘parallel aan het Afsprakenkader een bijdragespoor wordt opgesteld onder regie van de decentrale overheden’. Een directe rol voor de Schoonebekers is in het kader niet opgenomen. Wel is een wens van Schoonebekers over betrokkenheid beschreven. * Hoe is juridisch geborgd dat dit bijdragespoor resulteert in een daadwerkelijke bijdrage ten gunste van de Schoonebekers? * Welke invloed en verantwoordelijkheden voor de Schoonebekers vloeien voort uit het kader? 15. In artikel 1 van het kader is aangegeven dat ‘met dit bijdragespoor een positieve bijdrage wordt geleverd aan de publieke ontwikkelingen in Schoonebeek. Een nadere uitleg over de begrippen ‘positieve bijdrage’ en ‘publieke ontwikkelingen’ is niet gegeven. * Wat wordt in juridische zin onder deze begrippen verstaan? * Wie beoordeelt of aan deze criteria wordt voldaan? 16. In artikel 1 van het kader is aangegeven dat ‘de stichting i.o. betrokken wenst te worden bij de uitwerking van een ‘uitvoeringsplan’ waarin de ‘governance-structuur' en ‘beoogde projectthema’s’ worden vastgelegd’. Een nadere uitleg over de begrippen ‘uitvoeringsplan’, ‘governance-structuur’ en ‘beoogde projectthema’s’ is niet gegeven. * Wat wordt in juridische zin onder deze begrippen verstaan? * Op welke wijze is de wens t.a.v. de betrokkenheid van de stichting juridisch geborgd? 17. Welke juridische meerwaarde heeft de opsomming in artikel 2 van het kader voor de Schoonebekers? 18. In artikel 2 van het kader wordt gesproken over het zogenaamde Limburgse methode. Een nadere omschrijving van deze methode is niet opgenomen. * Is het bij de Schoonebekers bekend wat de ervaringen met deze methode in Limburg zijn? * Wat is vanuit het perspectief van de Schoonebeker het voordeel voor het toepassen van deze methode? * Waarom staat dit punt onder de wettelijke afspraken, als in het artikel wordt beschreven dat het gaat om een bereidheid van de NAM? * Hoe is deze bereidheid van de NAM middels dit kader juridisch geborgd? * Wanneer gaat de NAM deze mogelijkheid invoeren, voor welke schadegevallen is de Limburgse methode van toepassing? 19. In artikel 3 van het kader is aangegeven dat ‘door de gemeenten Emmen en Coevorden middelen beschikbaar worden gesteld om de stichting positie te geven’. Ook is aangegeven dat hierover een toezegging door de betrokken wethouders is gedaan en besluitvorming nog moet volgen. * Is het college bevoegd dit besluit te nemen, wanneer worden deze besluiten genomen en wat is de hoogte van de financiële middelen die beschikbaar worden gesteld? * Hoe is middels dit kader het verkrijgen en de inhoud van de middelen geborgd? 20. In artikel 4.2 van het kader is opgenomen dat NAM stopt met waterinjectie in het betreffende veld bij een aardbeving met een magnitude van 3.0 op de schaal van Richter (MW). * Is een onderzoek uitgevoerd naar de mogelijke gevolgen van aardbevingen in Schoonebeek met een kracht tot 3.0 MW? * Welk positief belang is er voor de Schoonebekers om dit artikel middels dit kader af te spreken met de NAM? * Welke juridische, financiële en overige gevolgen kan het opnemen van dit artikel hebben voor de Schoonebekers op korte (ca. 5-10jr) en lange termijn (ca. 30-50jr)? Overig inhoudelijk: 21. Welke concrete verantwoordelijkheden komen met ondertekening van dit kader te liggen bij de Schoonebekers, voorzitter, NAM, decentrale overheden en EZK? (Een helder overzicht/tabel ontbreekt) 22. Is de levensvatbaarheid van een op te richten stichting gepolst onder de Schoonebekers? 23. Kunnen andere Schoonebekers dan nu bij de Ontzorgingstafel zijn aangesloten ook deelnemen aan de stichting? 24. In artikel 1 van het kader is aangegeven dat het essentieel is dat een significant deel van de bijdrage zichtbaar landt in de directe omgeving van Schoonebeek ten behoeve van haar inwoners. * Wat wordt onder de begrippen ‘significant deel’ en ‘zichtbare landing’ verstaan? * Wie beoordeelt of hieraan voldaan wordt? 25. In artikel 3 van het kader wordt aangegeven dat een op te richten stichting tot doel heeft toe te zien op de naleving van het kader. * Welke budget, kennisinstituut, rechtsmiddelen en rechtspositie zijn van toepassing om deze taak te kunnen uitvoeren? 26. In artikel 3 van het kader is aangegeven dat ‘de stichting een afspiegeling van deelnemende partijen en organisaties vormt’. * Wat wordt onder deze afspiegeling verstaan? 27. In artikel 5 is de wens om specifieke aandacht te geven aan de aspecten mens en milieu, flora en fauna beschreven. Hierbij is aangegeven dat deze (vaak) niet terugkomen in vergunningsvoorwaarden. * Welke specifieke aspecten betreffen dit waarvoor geen vergunningplicht zou gelden? * Onder andere op grond van het omgevingsrecht is diverse wet- en regelgeving van toepassing met betrekking tot deze aspecten. Waaruit blijkt dat de eventuele gewenste voorwaarden hierbij niet betrokken kunnen worden?
26 juni 2024201.38 KBHoort bij dossier Woo-verzoek, Stop Afvalwater Schoonebeek 23 april 2023
Download PDF
PDF20200707_brief_ezk_indienen_mededeling_geredigeerd.pdf
26 juni 2024240.7 KBHoort bij dossier Woo-verzoek, Stop Afvalwater Schoonebeek 23 april 2023
Download PDF
PDF20230313_agenda_voorstel_ambtelijk_overleg_140323_verwerking_geredigeerd.pdf
26 juni 2024442.21 KBHoort bij dossier Woo-verzoek, Stop Afvalwater Schoonebeek 23 april 2023
Download PDF
PDF20200423_20200408_concept_nrd_waterinjectie_opm_geredigeerd.pdf
P r o j e c t g e r e l a t e e r d 7-4-2020 CONCEPT NRD WATERINJECTIE FASE 2 REGIO SCHOONEBEEK BF5299IBRP01.01 ii Inhoud 1 Inleiding 1 1.1 Selectie reservoirs, locaties en putten 1 1.2 Kenmerken van de voorgenomen activiteit 2 1.2.1 Aanpassing gaswinlocatie tot waterinjectielocatie 3 1.2.2 Nieuwe leidingsegmenten 4 1.3 Toelichting m.e.r.-procedure 4 1.4 Leeswijzer 5 2 Achtergrond waterinjectie bij oliewinning Schoonebeek 6 3 Alternatieven en varianten 8 3.1 Stap 1 – Scoping opties verwerking productiewater 8 3.1.1 Verwerking productiewater Schoonebeek 8 3.1.2 Randvoorwaarden verwerking productiewater 9 3.1.3 Toetsing verschillende verwerkingsopties 9 3.2 Stap 2 - Basisalternatief aanvullende waterinjectie Drenthe 9 3.3 Stap 2 – Variant aanpassing transportleidingen 10 3.4 Te toetsen aspecten 10 4 Bestaande toestand en effecten op het milieu 12 4.1 Referentiesituatie 12 4.1.1 Huidige situatie 12 4.1.2 Autonome ontwikkeling 13 4.2 Milieueffecten 13 4.2.1 Aanlegfase 13 4.2.2 Gebruiksfase 15 4.2.3 Ongewenste situaties 15 4.3 Toetsing verandering en risico diepe ondergrond 15 5 Benodigde procedures 17 5.1 Wetgeving 17 5.2 Benodigde aanpassingen 18 5.3 Besluiten en procedures: bevoegd gezag 19 6 Planning 20 P r o j e c t g e r e l a t e e r d 7-4-2020 CONCEPT NRD WATERINJECTIE FASE 2 REGIO SCHOONEBEEK BF5299IBRP01.01 5 a. geothermische boringen; b. boringen in verband met de opslag van kernafval; c. boringen voor watervoorziening, met uitzondering van boringen voor het onderzoek naar de stabiliteit van de grond. In het geval van nieuwe boringen, is dit m.e.r.-beoordelingsplichtig. D 18.3: De oprichting, wijziging of uitbreiding van een inrichting bestemd voor het storten van slib en baggerspecie, of het in de diepe ondergrond brengen van niet-gevaarlijke afvalstoffen. In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een inrichting met een capaciteit van 100 ton per dag of meer. Aangenomen dat 100 ton overeenkomt met circa 100 m3, geldt voor D18.3 als grenswaarde een capaciteit van 36.500 m3 per jaar, aanzienlijk minder dan naar verwachting zal worden geïnjecteerd. De capaciteit van de opslaglocatie zal zodoende groter zijn dan 100 ton per dag, zodat op basis van D18.3 een m.e.r.- beoordeling uitgevoerd zal moeten worden. Vrijwillig MER Volgens de bovenstaande afweging is er een m.e.r.-beoordeling nodig voor de voorgenomen activiteit, om vast te kunnen stellen of een MER nodig is . NAM heeft besloten deze stap over te slaan en sowieso een volledige MER op te stellen, zodat de keuzes en gevolgen van keuzes transparant in beeld gebracht kunnen worden en met de betrokkenen besproken kunnen worden. Het betreft een Project-MER, ondersteunend aan de Wabo-aanvraag met strijdig gebruik voor de locaties. Eerste stap in deze procedure is het opstellen van een Notitie Reikwijdte en Detailniveau (NRD). 1.4 Leeswijzer Deze notitie heeft als doel het bevoegd gezag (Ministerie van Economische Zaken en Klimaat, EZK) en andere betrokken instanties te informeren over het voornemen van NAM. In hoofdstuk 2 wordt ingegaan op de achtergrond van de oliewinning Schoonebeek en de verwerking van meegeproduceerd productiewater. Hoofdstuk 3 geeft een beschrijving van de alternatieven en varianten. De referentiesituatie en de te verwachten milieueffecten zijn beschreven in hoofdstuk 4 uitgewerkt. De te volgen procedures en benodigde vergunningen zijn opgenomen in hoofdstuk 5. De planning is opgenomen in hoofdstuk 6. P r o j e c t g e r e l a t e e r d 7-4-2020 CONCEPT NRD WATERINJECTIE FASE 2 REGIO SCHOONEBEEK BF5299IBRP01.01 16 Deze veranderingen hebben betrekking op het reservoir en mogelijk de bovenliggende afdekkende laag. Dit leidt niet tot veranderingen in de bovenliggende biosfeer waardoor hier geen milieueffecten verwacht worden. In het MER zullen deze veranderingen beschreven worden. Ongewenste effecten in de diepe ondergrond De bovenbeschreven veranderingen kunnen onder bijzondere omstandigheden wel leiden tot effecten in de biosfeer. Hierbij wordt gedacht aan: - Aardbevingen, bijvoorbeeld als gevolg van veranderende druk nabij een breukzone - Lekkage van productiewater uit de injectieput naar ondiepere lagen - Migratie van productiewater door of langs de afdekkende laag naar bovenliggende lagen en uiteindelijk de biosfeer - Oplossing van zoutlagen boven of onder het reservoir, met uiteindelijk bodemdaling tot gevolg Bovenstaande effecten worden in de vorm van een risicobenadering in beeld gebracht. Hiervoor wordt de bow-tie methodiek toegepast. CE Doelmatigheidstoets Om in een MER de effecten van het gebruik van de diepe ondergrond af te kunnen wegen tegen effecten in de biosfeer, is een breed afwegingskader opgesteld. Dit zogenaamde CE-afwegingskader brengt middels een levenscyclusanalyse de milieueffecten in beeld, naast een overzicht van risico’s op de korte termijn (tijdens de gebruiksfase) en lange termijn (komende generaties). Daarnaast worden de kosten van alternatieven en varianten beschreven. Dit geeft zodoende een overzicht van vier componenten op basis waarvan de afweging gemaakt kan worden tussen alternatieven en varianten. Het toepassen van de CE afwegingsmethodiek is vooral gericht op een afweging tussen alternatieven met waterinjectie in de diepe ondergrond enerzijds en waterzuiveringsalternatieven anderzijds. Indien na stap 1 blijkt dat tevens een waterzuiveringsalternatief getoetst moet worden, zal deze afwegingsmethodiek worden toegepast op de alternatieven en varianten. P r o j e c t g e r e l a t e e r d 7-4-2020 CONCEPT NRD WATERINJECTIE FASE 2 REGIO SCHOONEBEEK BF5299IBRP01.01 18 injectie-activiteiten van toepassing.4 Het Blbi bevat een verbod op het lozen in de bodem, maar dat verbod kan met maatwerkvoorschriften buiten toepassing worden gesteld. Voor het stellen van maatwerkvoorschriften gelden de volgende regels: (1) het toestaan van de lozing is enkel toegestaan, indien het belang van de bescherming van het milieu zich gelet op de samenstelling, hoeveelheid en eigenschappen van het afvalwater daartegen niet verzet; (2) aan het maatwerk kunnen voorwaarden worden gesteld met betrekking tot: a) de samenstelling, eigenschappen of hoeveelheid van het afvalwater en het meten en registreren ervan; b) de te treffen maatregelen; c) de duur van het lozen; en d) de plaats van het lozingspunt. In het kader van het verzoek tot maatwerk zal een Water Injectie Management Plan worden opgesteld met een daaraan gekoppelde risico beheersplan (bow ties). Waterwet De Waterwet regelt het beheer van grond- en oppervlaktewater en verbetert ook de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening. De Waterwet en de bijbehorende uitvoeringsregels zijn van belang voor de aanlegfase van nieuwe leidingtracés en de gebruiksfase van de locaties. Wet natuurbescherming De Wet natuurbescherming beschermt Nederlandse natuurgebieden en planten- en diersoorten. De wet geldt sinds 1 januari 2017 en heeft 3 wetten vervangen: de Natuurbeschermingswet 1998, de Flora- en faunawet en de Boswet. De Wet natuurbescherming is relevant voor de aanleg van leidingtracés en het gebruik van de locaties. Daarbij wordt zowel naar de effecten op nabijgelegen Natura 2000-gebieden als naar de effecten op ter plaatse voorkomende beschermde dier- en plantensoorten gekeken. 5.2 Benodigde aanpassingen Planologische procedure In de huidige bestemmingsplannen zijn de toekomstige waterinjectielocaties in de gemeente Coevorden nog niet als zodanig opgenomen. De locatie SCH-313 in de gemeente Emmen heeft al wel een waterinjectiebestemming. Voor de transportleidingen geldt dat het transport van productiewater geen risicocontouren kent, waardoor geen ruimtelijke bestemming nodig is. NAM zal hiervoor een omgevingsvergunning strijdig gebruik aanvragen om genoemde activiteiten ook planologisch te kunnen uitvoeren. Wijziging vergunningen Voor de wijziging van de mijnbouwlocaties is een aanpassing van de wabo-vergunning per locatie nodig. Het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat is hierbij bevoegd gezag. Ter onderbouwing kan een MER vereist zijn. De activiteiten hierbij zijn: - Uitvoeren onderliggende technische onderzoeken (in combinatie met MER onderzoeken); 4 Het Blbi is van toepassing op lozen anders dan vanuit een inrichting met uitzondering van – voor zover hier relevant - lozen waaraan regels zijn gesteld bij of krachtens de Mijnbouwwet. Gelet op laatstgenoemde uitzondering voor mijnbouwwerken zijn we nagegaan of de Mijnbouwwet regels stelt ten aanzien van lozingen. Vooralsnog zijn we tot de conclusie gekomen dat in de Mijnbouwwet en aanverwante besluiten en regels geen regels staan ten aanzien van lozingen. Deze conclusie komt overeen met het vervallen artikel 196 Mijnbouwbesluit, waarin het vervallen (oude) lozingenbesluit van toepassing werd verklaard. P r o j e c t g e r e l a t e e r d 7-4-2020 CONCEPT NRD WATERINJECTIE FASE 2 REGIO SCHOONEBEEK BF5299IBRP01.01 19 - Opstellen vergunningsaanvragen. Project-m.e.r.- procedure In hoofdstuk 1 is beschreven dat de oprichting van een inrichting bestemd voor het storten of het in de diepe ondergrond brengen van niet gevaarlijke afvalstoffen, niet zijnde baggerspecie, in categorie D18.3 van de bijlage bij het Besluit m.e.r. als m.e.r.-beoordelingsplichtig is aangemerkt. De activiteiten hierbij zijn: - NAM heeft besloten zonder m.e.r.-beoordelingstoets bij het bevoegd gezag te melden dat een m.e.r.-procedure gevolgd zal worden; - Uitvoeren van de daarvoor benodigde onderliggende technische onderzoeken; - Overleg met bevoegd gezag, bij voorkeur tevens een begeleidingscommissie; - Afstemming met de commissie voor de m.e.r. 5.3 Besluiten en procedures: bevoegd gezag De Rijkscoördinatie regeling (RCR) en het Rijks inpassingsplan (RIP) zijn in deze situatie niet van toepassing. De besluiten ten aanzien van de bestemmingsplanwijzigingen en het verlenen van de vergunningen worden zodoende genomen door de volgende bevoegde gezagen: - Omgevingsvergunning voor bouwwerkzaamheden en aanpassingen aan de injectielocaties in het kader van de Mijnbouwwet door het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat - Waterwetvergunning(en) door Waterschap Vechtstromen - Natuurvergunning in kader van de Wet natuurbescherming door de Provincie Drenthe of Ministerie van LNV (locatie waarschijnlijk LNV, leiding provincie Drenthe) - M.e.r.-procedure met als bevoegd gezag het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (als bevoegd gezag voor de omgevingsvergunning voor het mijnbouwwerk) M.e.r. procedure Het Project /PLANMER wordt opgesteld door de initiatiefnemer NAM met het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat als bevoegd gezag, in samenspraak met de gemeente Coevorden specifiek voor het planologische deel. P r o j e c t g e r e l a t e e r d 7-4-2020 CONCEPT NRD WATERINJECTIE FASE 2 REGIO SCHOONEBEEK BF5299IBRP01.01 20 6 Planning NAM heeft er belang bij op korte termijn de aanvullende capaciteit voor waterinjectie beschikbaar te hebben. Hierover zal afstemming gezocht worden met de bevoegde gezagen. In hoofdzaak is het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat bevoegd gezag voor het omgevingsvergunningen van de waterinjectielocaties en de gemeente Coevorden voor de omgevingsvergunningen met betrekking tot de nieuwe leidingen. Daarnaast zal overleg met andere belanghebbenden en met de omwonenden plaatsvinden. De planning tot realisatie bestaat uit de volgende stappen: NRD-procedure – periode voorjaar 2020 NAM dient het concept-NRD in bij het bevoegd gezag, in dit geval het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat. Het Ministerie zal de commissie voor de m.e.r. vragen een werkgroep te formeren. Deze werkgroep zal naar verwachting een bezoek brengen aan het project om zich te informeren op de voorgenomen activiteit. Daarnaast zal het Ministerie zorgen dat de concept-NRD ter inzage wordt gelegd met de mogelijkheid voor het indienen van zienswijzen. De commissie voor de m.e.r. komt met haar advies met betrekking tot de NRD. Op basis van het eigen beleid, de zienswijzen en het advies van de commissie voor de m.e.r. zal het Ministerie de formele NRD dan opstellen. Aanvragen door initiatiefnemer – periode 2020 tot en met laatste kwartaal van 2020 In deze periode worden de ontwerpkeuzes uitgewerkt en worden technische en milieukundige onderzoeken uitgevoerd. Op basis hiervan worden de aanvraagdocumenten opgesteld voor de benodigde vergunningen en het Project-MER. Tevens vindt in deze periode de afstemming plaats met bevoegde gezagen, belanghebbenden en de commissie voor de m.e.r. Proceduretijd – Eind 2020 tot en met de zomer van 2021 Proceduretijd heeft betrekking op de benodigde periode voor de overheden, voor het beoordelen van de documenten inclusief advies commissie voor de m.e.r. en bij een positieve beoordeling de aanpassing bestemmingsplan en het opstellen van vergunningen. Formeel zouden de procedures parallel kunnen worden doorlopen, met een maximale periode van 6 maanden. In de praktijk wordt rekening gehouden met tot 9 maanden. Beroepsperiode – tot de zomer 2022 Er zijn standaard beroepsperioden en proceduretijd voor het afhandelen van eventuele beroepen. Indien geen beroep wordt aangetekend, komt deze periode te vervallen. De beroepsperiode kan een jaar duren, maar dit kan mogelijk verder uitlopen bij aanhoudende bezwaren. Detail Ontwerpfase – gedurende 2021 Nadat de vergunningen definitief zijn geworden (maar mogelijk nog niet onherroepelijk) staat de detail uitwerking gepland gedurende 2021. Dit zou eventueel 9 maanden naar voren geschoven kunnen worden, vanaf het indienen van de aanvragen. Indien er geen beroep wordt aangetekend zou dit tot een versnelling van de doorlooptijd met 9 maanden kunnen leiden. Het detailontwerp wordt uitgewerkt, rekening houdend met de voorwaarden uit de aangepaste bestemmingsplannen en de vergunningen. Aanlegfase – gedurende 2022 In deze fase worden de werkzaamheden uitbesteed en wordt de aannemer geselecteerd. Vervolgens worden de aanpassingen op de locaties uitgevoerd en de leidingsegmenten aangelegd. P r o j e c t g e r e l a t e e r d 7-4-2020 CONCEPT NRD WATERINJECTIE FASE 2 REGIO SCHOONEBEEK BF5299IBRP01.01 21 Start gebruiksfase – vanaf eind 2022 De start van waterinjectie in de Drenthevelden vindt plaats vanaf eind 2022, nadat ook de oliewinning in het Schoonebeekveld is toegenomen tot het oorspronkelijk beoogde niveau. Gedurende de productiefase vindt monitoring plaats en jaarlijks rapportage aan de toezichthouder Staatstoezicht op de Mijnen. Langere termijn – 6 jaarlijkse toetsing De start van fase 2 waterinjectie valt ongeveer samen met de herafweging van waterinjectie bij de locaties voor fase 1 in 2022. Een volgende herafweging is dan gepland voor 2028, waarbij de locaties voor waterinjectie fase 1 en 2 samen kunnen worden meegenomen in het onderzoek.
26 juni 20243.92 MBHoort bij dossier Woo-verzoek, Stop Afvalwater Schoonebeek 23 april 2023
Download PDF
PDF20230201_reflectie_brief_ezk_31_januari_2023_geredigeerd.pdf
> Retouradres Postbus 20401 2500 EK Den Haag College van Burgemeester en Wethouders gemeente Emmen College van Burgemeester en Wethouders gemeente Coevorden Gedeputeerde Staten Provincie Drenthe Dagelijks Bestuur Waterschap Vechtstromen Datum 31 januari 2023 Betreft Reflectie op gebiedsproces Schoonebeek Pagina 1 van 2 Programma DG Groningen en Ondergrond Directie Transitie Diepe Ondergrond Bezoekadres Bezuidenhoutseweg 73 2594 AC Den Haag Postadres Postbus 20401 2500 EK Den Haag Overheidsidentificatienr 00000001003214369000 T 070 379 8911 (algemeen) F 070 378 6100 (algemeen) www.rijksoverheid.nl/ezk Behandeld door T 070 g.c.hoedeman@minezk.nl Ons kenmerk PDGGO-DTDO / 26195257 Uw kenmerk Bijlage(n) Geachte colleges, gedeputeerde, bestuurders, Gebiedsproces Schoonebeek Het ministerie van Economische Zaken en Klimaat (EZK) is op verzoek van de regionale bestuurders in juni 2022 een gebiedsproces gestart om omwonenden en decentrale overheden te betrekken bij de verwerking van het productiewater dat bij de oliewinning van de Nederlandse Aardoliemaatschappij (NAM) in Schoonebeek vrijkomt. Dit gebiedsproces kent drie pijlers: ontzorgen, vergunnen en bijdragen. Met deze brief verzoek ik u om uw bestuurlijke reflectie te geven op het gebiedsproces in het algemeen en op het ontzorgspoor in het bijzonder. Ontzorgen Sinds deze zomer heeft de ontzorgingstafel negen keer plaatsgevonden en deze zal binnenkort worden afgerond. Vervolgens zullen het vergunningenspoor en het bijdragenspoor van start gaan. Parallel aan het hierboven geschetste proces vindt regelmatig overleg met u (de decentrale overheden zowel op ambtelijk als op bestuurlijk niveau) plaats om eenieder de mogelijkheid te bieden input te geven en specifieke wensen te adresseren. Binnen het ontzorgspoor staan de bewoners centraal. Er is een proces ingericht waarin bewoners eerst zijn geïnformeerd om vervolgens met hen tot nadere afspraken te komen over de zorgen die zij hebben bij de verwerking van het productiewater. Dit afsprakenader wordt onder leiding van een onafhankelijk voorzitter opgesteld en uitgewerkt. Op 8 februari zal er een publieksavond worden georganiseerd waarin het eindconcept van het afsprakenkader centraal staat. Op deze informatieavond bent u uiteraard ook welkom. Informatievoorziening volksvertegenwoordigers en bestuurders van de decentrale overheden Op 25 januari 2023 zijn de volksvertegenwoordigers en bestuurders van de decentrale overheden in de gelegenheid gesteld zich te laten informeren over het gebiedsproces, de plannen van de NAM, de onderliggende onderzoeken ter
26 juni 2024771.86 KBHoort bij dossier Woo-verzoek, Stop Afvalwater Schoonebeek 23 april 2023
Download PDF
PDF20230214_mer_aanmeldnotitie_nam_voor_waterinjectie_geredigeerd.pdf
1 Van: Mijnbouw vergunningen <mijnbouwvergunningen@minezk.nl> Verzonden: dinsdag 14 februari 2023 12:15 Aan: @coevorden.nl; @drenthe.nl; @emmen.nl; ; @drenthe.nl CC: @minezk.nl; @minezk.nl Onderwerp: m.e.r.-aanmeldnotitie NAM voor waterinjectie Bijlagen: Mer-beoordeling Waterinjectie Schoonebeek 27012023- rapport.pdf; Mer- beoordeling Waterinjectie Schoonebeek 27012023 - bijlagen.pdf Datum : 14 feb 2023 Betreft : Schoonebeek - m.e.r. aanmeldingsnotitie - Waterinjectie Zaaknummer : MER-19008 Geachte , Op 27 januari 2023 heeft het ministerie van Economische Zaken en Klimaat (hierna: ministerie van EZK), een aanmeldnotitie ontvangen van de Nederlandse Aardolie Maatschappij B.V. te Assen (hierna: NAM) in het kader van de wijziging/aanleg van een inrichting ten behoeve van waterinjectie in Schoonebeek Bijgevoegd treft u de aanmeldnotitie aan. De mededeling ziet in het kort op het volgende: NAM is voornemens om de twee bestaande mijnbouwlocaties SCH-447 en SCH-313 te hergebruiken voor de injectie van het productiewater dat vrij komt bij de winning van olie in het olieveld Schoonebeek. Hiervoor zullen per locatie twee nieuwe putten worden geboord en twee pompskids worden geplaatst. Mocht in de toekomst blijken dat de totaal benodigde injectiecapaciteit niet gerealiseerd kan worden op deze twee locaties, dan kunnen optioneel twee extra putten geboord worden vanaf de bestaande locatie SCH-580. Deze m.e.r.-beoordelingsnotitie beschrijft de effecten van alle drie locaties inclusief bijbehorende infrastructuur. M.e.r.-beoordelingsprocedure De m.e.r.-aanmeldnotitie behandelt de effecten van de voorgenomen activiteiten in de leefomgeving (op en nabij het aardoppervlak). Ter voorbereiding op de aanvraag omgevingsvergunning(en) voor de voorgenomen activiteiten (wijziging van de mijnbouwlocaties/uitvoeren diepboringen), beoordeelt het ministerie van EZK (Staatssecretaris Mijnbouw) op basis van de ingediende mededeling of er bij de voorgenomen activiteiten mogelijke belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen optreden waarvoor wel of geen volledig Milieueffectrapport moet worden opgesteld. De beoordeling wordt momenteel uitgevoerd door het ministerie van EZK. Hoewel voor het behandelen van een aanmeldnotitie m.e.r. geen adviesverplichting bestaat, heeft het ministerie van EZK, SodM om advies verzocht over de compleetheid van de behandelde thema’s in de aanmeldnotitie. U heeft tijdens het reguliere ambtelijke overleg Schoonebeek van 17 januari jl. aangegeven geen gebruik te willen maken van een vrijblijvend adviesmogelijkheid op de aanmeldnotitie. Ik doe u daarom bijgevoegde aanmeldnotitie ter informatie toekomen. Dit laat onverminderd dat bij de toekomstige aanvraag omgevingsvergunning u als wettelijk adviseur zult worden benaderd om te adviseren op de aanvraag omgevingsvergunning. De beoordelingstermijn van de aanmeldnotitie bedraagt zes weken. Het ministerie van EZK zal na de beoordeling een m.e.r.-beoordelingsbesluit nemen. Hiervan zal te zijner tijd kennis worden gegeven. Het m.e.r.-beoordelingsbesluit zal samen met de aanmeldnotitie en het (ontwerp)besluit van de aan te vragen omgevingsvergunning(en) worden gepubliceerd. Vertrouwende u bij deze van voldoende informatie te hebben voorzien. Mocht u nog vragen hebben, dan kunt u contact met mij opnemen. Met vriendelijke groet, 2 Ministerie van Economische Zaken en Klimaat mijnbouwvergunningen@minezk.nl 070 (algemeen telefoonnummer FO tussen 10:00 - 12:00 uur) Dit bericht kan informatie bevatten die niet voor u is bestemd. Indien u niet de geadresseerde bent of dit bericht abusievelijk aan u is gezonden, wordt u verzocht dat aan de afzender te melden en het bericht te verwijderen. De Staat aanvaardt geen aansprakelijkheid voor schade, van welke aard ook, die verband houdt met risico's verbonden aan het elektronisch verzenden van berichten. This message may contain information that is not intended for you. If you are not the addressee or if this message was sent to you by mistake, you are requested to inform the sender and delete the message. The State accepts no liability for damage of any kind resulting from the risks inherent in the electronic transmission of messages.
26 juni 2024479.44 KBHoort bij dossier Woo-verzoek, Stop Afvalwater Schoonebeek 23 april 2023
Download PDF
PDF20230324_agendavoorstel_ambtelijk_overleg_280323_verwerking_geredigeerd.pdf
26 juni 2024448.49 KBHoort bij dossier Woo-verzoek, Stop Afvalwater Schoonebeek 23 april 2023
Download PDF
PDF20230214_mer-beoordeling_waterinjectie_schbk_27012023-rapport.pdf
P r o j e c t g e r e l a t e e r d 27 januari 2023 M.E.R.-BEOORDELING WATERINJECTIE SCHOONEBEEK BF5299-IB-RP-230127 ii P r o j e c t g e r e l a t e e r d 27 januari 2023 M.E.R.-BEOORDELING WATERINJECTIE SCHOONEBEEK BF5299-IB-RP-230127 iii Inhoud 1 Inleiding 1 1.1 Aanleiding en voornemen 1 1.2 Waarom een m.e.r.-beoordeling? 4 1.3 Leeswijzer 6 2 Motivering van het project 7 2.1 Voorgeschiedenis 7 2.2 Opgaven voor de korte en lange termijn 8 3 Plaats en huidige situatie van het project 10 3.1 Ligging plangebied 10 3.2 Huidige verwerking injectiewater 10 3.3 Gebiedskenmerken 10 3.4 Beschrijving Schoonebeek Gasveld 13 4 Kenmerken van het project 17 4.1 Voorgenomen activiteit 17 4.2 Wijze van uitvoeren 17 4.3 Boren van nieuwe putten 21 4.4 Samenstelling van het te injecteren water 22 5 Milieueffecten 25 5.1 Bodemkwaliteit 26 5.2 Water 29 5.3 Natuur 32 5.4 Archeologie 38 5.5 Landschap 40 5.6 Geluid 41 5.7 Lucht 47 5.8 Verkeer 49 5.9 Energie 51 5.10 Afvalstoffen 52 5.11 Externe veiligheid 53 5.12 Cumulatie met andere projecten 55 6 Risico’s en maatregelen bij onvoorziene gebeurtenissen 56 6.1 Risico op lekkage 56 P r o j e c t g e r e l a t e e r d 27 januari 2023 M.E.R.-BEOORDELING WATERINJECTIE SCHOONEBEEK BF5299-IB-RP-230127 iv 6.2 Risico op bodemdaling 58 6.3 Risico op aardbevingen 59 6.4 Risico op oplossen zoutlagen 61 6.5 Mogelijke milieueffecten van risico’s 64 7 Samenvatting en conclusies m.e.r.-beoordeling 65 7.1 Samenvatting 65 7.2 Conclusie 67 7.3 Vervolgonderzoek 68 Referenties 69 Bijlagen Bijlage 1: Situatiekaart Schoonebeek-313, Schoonebeek-580, Schoonebeek-447, NAM, 2022 Bijlage 2: Natuurtoets Leidingtracés project waterinjectie omgeving Schoonebeek, Toetsing Wet natuurbescherming en NNN, Antea Group, 18 oktober 2022 Bijlage 3: Stikstofdepositie-onderzoek, NAM Schoonebeek Waterinjectie, Antea Group, 3 oktober 2022 Bijlage 4: Antea Group Archeologie 2022/165, Bureauonderzoek leidingtracés project waterinjectie omgeving Schoonebeek Gemeente Coevorden, Antea Group, 31 augustus 2022 Bijlage 5: Antea Group Archeologie 2022/166, Bureauonderzoek leidingtracés project waterinjectie omgeving Schoonebeek Gemeente Emmen, Antea Group, 31 augustus 2022 P r o j e c t g e r e l a t e e r d 27 januari 2023 M.E.R.-BEOORDELING WATERINJECTIE SCHOONEBEEK BF5299-IB-RP-230127 2 toegevoegd op verschillende locaties in het olieproductieproces. Drie ervan zijn nodig om de leidingen tegen corrosie te beschermen. De vierde is nodig om de olie beter van het water te kunnen scheiden. Door de samenstelling van het productiewater is het niet toegestaan om dit direct op het oppervlaktewater te lozen. Het is wel mogelijk om het productiewater terug te brengen in de diepe ondergrond. In dat geval wordt gesproken over injectiewater. Dit kan bijvoorbeeld in lege gasvelden. Op basis van de milieueffecten, risico’s en kosten is in het milieueffectrapport voor de herontwikkeling van oliewinning Schoonebeek3 in 2006 geconcludeerd dat injectie in leeg geproduceerde gasvelden de beste keuze is voor de verwerking van het injectiewater, mits dit veilig kan plaatsvinden. Deze conclusie is opnieuw bevestigd in de verplichte her-evaluaties voor de verwerking van injectiewater in 20161 en 20222. De bij Schoonebeek gelegen gasvelden bevatten bij de herstart van de oliewinning in 2011 nog veel winbaar gas. Waterinjectie in de gasvelden bij Schoonebeek zou betekenen dat dit aardgas niet meer gewonnen zou kunnen worden, wat economisch niet verantwoord was. Toen is gezocht naar een tijdelijk alternatief en dat werden de lege gasvelden in Twente. De gasvelden Tubbergen, Tubbergen-Mander en Rossum-Weerselo waren in 2009 gestopt met produceren en na onderzoek geschikt bevonden voor waterinjectie. Aldus werd het injectiewater via bestaande leidingen van Schoonebeek naar Twente gebracht en daar geïnjecteerd met behulp van waterinjectiepompen. Het verplaatsen van de waterinjectie naar Drenthe is altijd in beeld gewest, voor wanneer de capaciteit van de Twente-velden niet meer voldoende zou zijn en/of de gasvelden in Drenthe voldoende leeg zouden zijn. Gedacht werd dat dit ongeveer 10 jaar na de start van de waterinjectie in Twente aan de orde zou zijn. Die is gestart in 2011, dus dit loopt redelijk in lijn met de verwachting van destijds. Voornemen NAM is voornemens om de twee bestaande mijnbouwlocaties SCH-447 en SCH-313 te hergebruiken voor de productiewaterverwerking van het olieveld Schoonebeek. Hiervoor zullen per locatie twee nieuwe putten worden geboord en twee pompskids worden geplaatst. Mocht in de toekomst blijken dat de totaal benodigde injectiecapaciteit niet gerealiseerd kan worden op deze twee locaties, dan kunnen optioneel twee extra putten geboord worden vanaf de bestaande locatie SCH-580. Deze m.e.r.-beoordelingsnotitie beschrijft de effecten van alle drie locaties inclusief bijbehorende infrastructuur. De opgave is te komen tot vier injectieputten in het Schoonebeek gasveld. De kaart in Figuur 1-1 geeft het Schoonebeek gasveld met de bestaande winlocaties, OBI en injectiewaterleiding weer. De bestaande injectiewaterleiding zal het injectiewater naar de locaties vervoeren waar het water in het Schoonebeek gasveld wordt geïnjecteerd. Locaties SCH-313 en SCH-447 kunnen rechtstreeks worden aangesloten op de injectiewaterleiding die vlak langs deze locaties loopt. Eventuele aansluiting van locatie SCH-580 zal plaatsvinden via een nieuw aan te leggen ondergrondse leiding tussen SCH-447 en SCH-580. 3 Royal Haskoning, 2005, MER Herontwikkeling Olieveld Schoonebeek P r o j e c t g e r e l a t e e r d 27 januari 2023 M.E.R.-BEOORDELING WATERINJECTIE SCHOONEBEEK BF5299-IB-RP-230127 4 1.2 Waarom een m.e.r.-beoordeling? Om het milieubelang volwaardig te kunnen meenemen in de besluitvorming over activiteiten die mogelijk nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben, moet in Nederland soms een milieueffectrapportage (m.e.r.) procedure4 worden doorlopen. In de Wet milieubeheer en het Besluit m.e.r. is aangegeven voor welke activiteiten dat geldt. Voor de locaties SCH-313, SCH-447 en SCH-580 zijn voor waterinjectie activiteiten aangepaste of nieuwe omgevingsvergunningen nodig. Voor de locaties SCH-447 en SCH-580 geldt dat ze in het verleden al gebruikt zijn als waterinjectielocaties en biedt het vigerende bestemmingsplan nog steeds de mogelijkheid. Voor de voorgenomen activiteiten is op grond van verschillende categorieën van het Besluit m.e.r. sprake van een m.e.r.-beoordelingsplicht. Het gaat om de categorieën D17.2, D18.3 en D15.2 zoals aangegeven in Tabel 1-2. Dat betekent dat men moet controleren of er belangrijke nadelige milieugevolgen zijn die aanleiding geven voor een volledige m.e.r.: • Nieuwe boringen zijn m.e.r.-beoordelingsplichtig, onder categorie D17.2. • Het inrichten van de waterinjectielocaties is m.e.r.-beoordelingsplichtig op grond van categorie D18.3. Het injectiewater valt onder de categorie “niet-gevaarlijke afvalstoffen” en per locatie zal meer dan 100 m3 per dag geïnjecteerd worden, zodat de inrichting boven de capaciteit van 100 ton per dag uitkomt. • Voor een grondwateronttrekking geldt een m.e.r.-beoordelingsplicht onder categorie D15.2. Bij de aanleg van de nieuwe leidingen wordt bemaling toegepast. Daarbij wordt grondwater onttrokken. Omdat het gaat om een debiet onder de drempelwaarde van 1,5 miljoen m3 per jaar is een vormvrije m.e.r.-beoordeling van toepassing. Op basis van de m.e.r.-beoordeling moet bevoegd gezag, zijnde het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat, bepalen of er sprake is van ‘belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu’, die het doorlopen van de m.e.r.-procedure noodzakelijk maken. Hierbij moet getoetst worden aan de richtlijnen in bijlage III van de Europese Richtlijn milieueffectrapportage met de volgende drie criteria: 1. Kenmerken van de activiteit 2. Plaats van de activiteit 3. Kenmerken van het potentiële effect 4 Met m.e.r. wordt de procedure van de milieueffectrapportage bedoeld en met MER wordt gerefereerd aan het milieueffectrapport P r o j e c t g e r e l a t e e r d 27 januari 2023 M.E.R.-BEOORDELING WATERINJECTIE SCHOONEBEEK BF5299-IB-RP-230127 6 Deze omstandigheden leiden ertoe dat op lange termijn de mogelijkheden van waterinjectie in de Twentevelden beperkt zijn ten opzichte van de oorspronkelijke opzet. In de Herafweging 20161 waren al meerdere gasvelden in Drenthe als alternatief in beeld gebracht. Inmiddels is er voldoende capaciteit beschikbaar in het Schoonebeek gasveld nabij Schoonebeek, zodat de andere opties uit de Herafweging 2022 niet zijn meegewogen. Met de Herafweging 2022 is inmiddels zoveel aanvullende informatie beschikbaar gekomen en heeft zoveel afstemming plaatsgevonden met de (lokale) belanghebbenden, dat NAM in plaats van het vrijwillige MER nu volstaat met de formeel benodigde m.e.r.-beoordelingsprocedure. Samen met het gebiedsproces leidt dit tot een compacte procedure, waarbij de formele vergunningenprocedure onverkort gevolgd wordt. 1.3 Leeswijzer De m.e.r.-beoordeling toetst of de waterinjectie in lijn is met de inhoudelijke vereisten zoals beschreven in bijlage III van de Europese richtlijn m.e.r. Hoofdstuk 2 geeft een motivering voor het project. Hoofdstuk 3 beschrijft de ligging van het plangebied, het huidig gebruik en de gebiedskenmerken. Hoofdstuk 4 geeft de kenmerken van het project en de werkzaamheden voor de aanleg. Hoofdstuk 5 beschrijft de potentiële milieueffecten van de voorgenomen activiteit. Hoofdstuk 6 gaat in op de risico’s bij onvoorziene gebeurtenissen. Ten slotte beschrijft Hoofdstuk 7 de conclusies van de m.e.r.-beoordeling. P r o j e c t g e r e l a t e e r d 27 januari 2023 M.E.R.-BEOORDELING WATERINJECTIE SCHOONEBEEK BF5299-IB-RP-230127 7 2 Motivering van het project 2.1 Voorgeschiedenis Een groot deel van de olie in Nederland bevindt zich in het Schoonebeek-veld in Drenthe. In 1947 werd de eerste olie uit dit veld gewonnen. In 1996 is de olieproductie om economische redenen gestopt. Met de toenmalige technieken kon de NAM de stroperige olie niet meer rendabel winnen. Maar door de komst van innovatieve technieken kon in 2011 de oliewinning in Schoonebeek worden hervat. Door stoom in de ondergrond te brengen, wordt de olie meer vloeibaar en kan de olie makkelijker worden opgepompt. De NAM levert de ruwe aardolie aan een raffinaderij in Lingen in Duitsland. In het MER voor de Herontwikkeling Oliewinning Schoonebeek3 in 2006 zijn de mogelijke verwerkingsalternatieven voor injectiewater vergeleken. Op basis van de milieueffecten, risico’s en kosten is toen geconcludeerd dat injectie in leeg geproduceerde gasvelden de beste keuze is voor de verwerking van het injectiewater. In de nabijheid van Schoonebeek waren indertijd de gasvelden nog in productie. Daarom is toen gekozen voor transport van injectiewater naar leeg geproduceerde gasvelden in Twente. Sinds begin 2011 transporteert de NAM het injectiewater vanaf oliewinning Schoonebeek met de injectiewaterleiding naar Twente. In Twente wordt het injectiewater in leeg geproduceerde gasvelden geïnjecteerd. Bij waterinjectie in Twente heeft NAM zoveel mogelijk gebruik gemaakt van bestaande leidingen en putten. In april 2015 is in de injectiewaterleiding nabij Hardenberg een lek ontdekt. Het lek betrof een klein gat (enkele mm) in de leiding waarbij injectiewater in de omgeving van de lekkage in de bodem en op het maaiveld is gekomen. De injectiewaterleiding bleek van binnenuit aangetast door bacteriële corrosie. Dit lek heeft geleid tot het tijdelijk stopzetten van de waterinjectie, sanering van de bodem en vervanging van corrosiegevoelige koolstofstalen materialen door corrosiebestendige materialen. Er is een buis-in-buis constructie toegepast, waardoor de diameter van de injectiewaterleiding is verkleind. Ook zijn er enkele aftakkingen buiten gebruik gesteld en leidingen op locaties zijn vervangen door corrosiebestendig materiaal. De olieproductie en waterinjectie zijn in september 2016 weer opgestart, in beperkte vorm door de capaciteitsbeperkingen van de injectiewaterleiding. De afgelopen jaren zijn diverse putten en leidingen technisch niet geschikt bevonden om te blijven gebruiken. Uit voorzorg heeft NAM deze buiten gebruik gesteld. Bij deze putten en leidingen is geen lekkage naar de biosfeer opgetreden. Door de afname van het aantal injectieputten draait de olieproductie in Schoonebeek op ongeveer halve capaciteit. De bevindingen van de Herafweging 2022 laten zien dat waterinjectie in Twente steeds meer capaciteitsbeperkingen met zich meebrengt. Het laat ook zien dat NAM inmiddels goede alternatieven nabij Schoonebeek heeft voor de injectie van injectiewater. Dat komt omdat het Schoonebeek gasveld inmiddels grotendeels is leeg geproduceerd. In het Schoonebeek gasveld is voldoende capaciteit beschikbaar gekomen voor waterinjectie van oliewinning Schoonebeek. Ondanks de opgetreden materiaalproblemen in Twente, worden in de Herafweging 2022 de risico’s van waterinjectie nog steeds als minimaal en acceptabel aangemerkt. Zodoende wordt waterinjectie gezien als de beste verwerkingsoptie van injectiewater mits, geologisch verantwoord en met extra zorg voor de gebruikte materialen. Dit is in lijn met de in juni 2019 door de EU vastgestelde Best Beschikbare Techniek5 voor de verwerking van injectiewater. 5 Best Available Techniques Guidance Document on upstream hydrocarbon exploration and production Final Guidance Document - Contract No. 070201/2015/706065/SER/ENV.F.1 P r o j e c t g e r e l a t e e r d 27 januari 2023 M.E.R.-BEOORDELING WATERINJECTIE SCHOONEBEEK BF5299-IB-RP-230127 8 Naast de capaciteitsbeperkingen die NAM ondervindt bij de waterinjectie Twente, heeft de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat de (politieke) wens uitgesproken om te stoppen met waterinjectie in Twente en de verwerking van injectiewater in de regio Schoonebeek uit te voeren6. Dit is mede gebaseerd op de onrust in de Twente-regio de afgelopen jaren. Waarom nog oliewinning? CE-Delft heeft in opdracht van het Ministerie van EZK en TNO de waarde van oliewinning Schoonebeek voor de Nederlandse economie in beeld gebracht ten opzichte van het stopzetten van de oliewinning. Het onderzoek is uitgevoerd met een Maatschappelijke Kosten-Baten Analyse (MKBA)7. De conclusie is dat oliewinning een belangrijke bijdrage levert aan de welvaart van Nederland. De beweging naar fossielvrije energie is in gang gezet en dit betekent een afbouw van het gebruik van kolen, aardolie en aardgas. Echter deze afbouw gaat geleidelijk. De reden hiervoor is dat voor veel producten nog geen fossielvrije alternatieven zijn. Olie wordt bijvoorbeeld gebruikt voor producten als diesel, kerosine, stookolie, smeerolie, teer, benzine en LPG. Maar aardolie is ook een grondstof voor kunststoffen en medicijnen. De huidige geopolitieke situatie laat zien hoe kwetsbaar de energievoorziening in Noordwest-Europa is en dat het waardevol is om eigen winningsmogelijkheden voor olie en gas te hebben. Daarnaast zijn bij de productie en verwerking van gas en olie uit Schoonebeek regionaal en vlak over de Duitse grens vele partijen betrokken, wat een positieve impact heeft op de regionale economie en de werkgelegenheid. 2.2 Opgaven voor de korte en lange termijn Korte en langere termijn mogelijkheden NAM heeft de afgelopen jaren verschillende opties overwogen. Vanuit technisch oogpunt is de gefaseerde inzet van het gasveld Schoonebeek voor de injectie van injectiewater vanaf 2023 mogelijk. Op korte termijn onderzoekt NAM de mogelijkheden om de bestaande beperkte waterinjectie in de Twentevelden van ongeveer 3.000 m3 per dag te vervangen door waterinjectie in het Schoonebeek gasveld. NAM onderzoekt de mogelijkheid om in de toekomst te komen tot optimale oliewinning waarbij ongeveer 6.500 m3 injectiewater per dag kan worden verwerkt door het boren van aanvullende putten. Aanvullend onderzoek Drenthe Ter onderbouwing van de omgevingsvergunningaanvragen wordt het “Onderzoek Oliewinning Schoonebeek” opgesteld met daarin een afweging van de verwerkingsmogelijkheden voor het productiewater in de omgeving van Schoonebeek en een onderzoek naar het beperken van het energiegebruik en de CO2- en stikstofemissie, het gebruik van mijnbouwhulpstoffen en het watergebruik. De resultaten van het Onderzoek Oliewinning Schoonebeek worden overgenomen in de vergunningaanvragen. 6 Kamerbrief Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, 19 mei 2022, Toezeggingen interpellatiedebat over opschorting waterinjectie (12 april 2022), kenmerk DGKE-WO / 22172353 7 Maaschappelijke Kosten Baten Analyse Oliewinning Schoonebeek, oktober 2022, https://www.tweedekamer.nl/kamerstukken/brieven_regering/detail?did=2022D53274&id=2022Z24797 P r o j e c t g e r e l a t e e r d 27 januari 2023 M.E.R.-BEOORDELING WATERINJECTIE SCHOONEBEEK BF5299-IB-RP-230127 9 Gefaseerde opbouw van waterinjectiefaciliteiten Er is sprake van een gefaseerde aanpak. De fasering is gebaseerd op de verwachting dat op locatie SCH-447 op relatief korte termijn (medio 2023/2024) de waterinjectie in Drenthe worden gestart. Vervolgens worden op iets langere termijn de waterinjectie uitgebreid (medio 2024/2025). Fase 1: Hergebruik locatie SCH-447 • Planning 2023 • Boren 2 nieuwe injectieputten met 2 skids middels elektrisch aangedreven boortoren • Aansluiting op bestaande injectiewatertransportleiding PGL000697 • Aansluiting op 10kV stroomnetwerk NAM Schoonebeek • Voortzetting huidige gasproductie uit bestaande putten Fase 2: Hergebruik locatie SCH-313 • Planning 2024 • Boren 2 nieuwe injectieputten met 2 skids middels elektrisch aangedreven boortoren • Aansluiting op bestaande injectiewatertransportleiding PGL000697 • Aansluiting op 10kV stroomnetwerk NAM Schoonebeek • Voortzetting huidige gasproductie uit bestaande putten Fase 3: Hergebruik locatie SCH-580 (optioneel) • Planning 2024 of later • Boren 2 nieuwe injectieputten met 2 skids middels elektrisch aangedreven boortoren • Aansluiting op bestaande injectiewatertransportleiding PGL000697 • Aansluiting op 10kV stroomnetwerk NAM Schoonebeek P r o j e c t g e r e l a t e e r d 27 januari 2023 M.E.R.-BEOORDELING WATERINJECTIE SCHOONEBEEK BF5299-IB-RP-230127 10 3 Plaats en huidige situatie van het project 3.1 Ligging plangebied Het plangebied ligt in de zuidoost regio van de provincie Drenthe, aan de zuidzijde begrenst door het Schoonebekerdiep, wat de grens tussen Nederland en Duitsland vormt. Het plangebied is weergegeven op de kaart in Figuur 1-1. In het gebied is al jarenlang olie- en gasproductie aanwezig, met zichtbare locaties, putten en leidingen. Het gebied vormt een inundatiegebied in het geval van hoge afvoer van het Schoonebekerdiep. Het is een landelijk gebied met enkele woonkernen, zowel in het oostelijk gebied dat onder de gemeente Emmen valt, als in het westelijk deel dat onder de gemeente Coevorden valt. 3.2 Huidige verwerking injectiewater In de huidige situatie vindt verwerking van injectiewater van de olie- en gaswinning plaats in Drenthe en in Twente. In Twente vindt waterinjectie plaats ten behoeve van de oliewinning Schoonebeek. De waterinjectie op locatie SCH-447 in Drenthe is ten behoeve van de gaswinning van omliggende gasvelden in Drenthe en Overijssel. Injectiewater oliewinning Schoonebeek Op dit moment wordt het injectiewater naar leeg geproduceerde gasvelden in Twente gevoerd met de injectiewaterleiding. Door de beperkte doorvoercapaciteit van de in 2016 aangelegde kunststof leiding tussen Coevorden en Rossum draait de oliewinning op halve kracht. Er wordt dagelijks ongeveer 3.000 m3 injectiewater afgevoerd. De injectiewaterleiding naar Twente loopt ondergronds vlak langs de locaties SCH-447 en SCH-313. Injectiewater gaswinning Bij de gaswinning van diverse gasvelden in Overijssel en Drenthe wordt ook formatiewater mee-geproduceerd. Formatiewater is water dat van nature voorkomt in het gasveld en dat met de gaswinning mee om hoog komt. Het gaat om minder dan 100 m3 per dag. Het injectiewater afkomstig van gaswinningen uit de regio wordt geïnjecteerd via de waterinjectieput SCH-597 op locatie SCH-447 in een deel van het gasveld Schoonebeek. 3.3 Gebiedskenmerken Het voornemen bevindt zich in de gemeenten Coevorden en Emmen. Het landgebruik in de omgeving is voornamelijk grasland, akkerbouw en bosgebied met verspreid liggende bebouwing. De hoofdontsluitingswegen zijn de A37, de N377 en de N34 en de grotere watergangen zijn het kanaal Coevorden-Zwinderen en het Loodiep. Natura 2000-gebieden In de buurt van het project liggen de Natura 2000-gebieden Bargerveen ten zuidoosten van Emmen en Mantingerzand en Dwingelderveld ten noorden van Hoogeveen. In deze Natura 2000-gebieden is sprake van stikstofoverbelasting voor een aantal stikstofgevoelige habitattypen en soorten waarvoor herstelmaatregelen worden uitgevoerd. Ook liggen er verschillende gebieden van het Natuurnetwerk Nederland (voorheen EHS) in de buurt van het project. P r o j e c t g e r e l a t e e r d 27 januari 2023 M.E.R.-BEOORDELING WATERINJECTIE SCHOONEBEEK BF5299-IB-RP-230127 14 Afdekkende lagen Boven het Zechstein bevinden zich ongeveer 1.500 m kleisteen, siltsteen, zout, kalksteen en mergelsteen van de Trias (Bontzandsteen, Muschelkalk en Keuper). Hierop volgen de Altena en Niedersachsen, behorend tot de Onder- en Boven-Jura en bestaand uit Kleisteen (Altena) en een compositie van kleisteen met zand en kalk/mergelsteen banken (Niedersachsen), samen met een gemiddelde dikte van ongeveer 450 m. De Jura wordt opgevolgd door Onder- en Boven-Krijt met aan de basis de Bentheim Zandsteen, die het Schoonebeek Oliereservoir vormt (ongeveer 30 m dikte) gevolgd door klei en mergelsteen van het Onder Krijt en kalksteen (krijtsteen) van het Boven-Krijt (totale dikte ongeveer 450-850 m). Het Krijt is overdekt door ongeveer 400 m dikke kleisteen en zanden uit het Tertiair. Breuken Breuken op reservoirniveau kunnen lokaal contact tussen reservoir en het bovenliggende zout (het Zechstein 2 zout) veroorzaken, afhankelijk van de verzet-richting van een dergelijke breuk (reservoir contact met de massieve onderliggende en zeer slecht oplosbare Zechstein 1 anhydriet is ook mogelijk). Het oppervlak waar zout in contact is met het reservoir is relatief klein en zout vormt bovendien een impermeabele grens voor geïnjecteerd water, waardoor oplossingsverschijnselen in slechts zeer beperkte mate kunnen worden verwacht. Het massieve Zechstein 2 zout boven het reservoir voorkomt dat er breuken kunnen bestaan, die een verbinding tussen het reservoir en de oppervlakte (maaiveld) kunnen veroorzaken. Een grote Oost-West breuk verdeelt het reservoir in een opgeschoven noordelijk en afgeschoven zuidelijk blok. Dit zuidelijke blok strekt zich uit over de grens in Duitsland. Grofweg driekwart van het reservoir volume bevindt zich in het noordelijke blok. Putten Het Schoonebeek gasveld werd ontdekt in 1957 met het boren van de put SCH313, een put die werd geboord als onderdeel van het Schoonebeek olieveld. In totaal zijn 10 putten geboord op 4 locaties, de overige putten zijn geboord tussen 1968 en 1995. Vier van deze putten hebben één of meerdere sidetracks. Momenteel telt het Schoonebeek gasveld 4 gasproductieputten, 1 waterinjectieput, 3 geabandonneerde putten en 2 gesuspendeerde putten. Hieronder bevindt zich de SIM well-put, een put die in het verleden werd gebruikt voor trainingsdoeleinden. Figuur 3-5. Reservoir kaart met de reservoirlocaties van de putten als cirkels waarbij de producerende gasputten in geel, de gesuspendeerde putten in grijs, de geabandonneerde putten in zwart en de huidige waterinjectieput in blauw zijn aangegeven. De wellsites zijn gemarkeerd als roze vierkanten. Wellsite namen in roze, put namen in zwart. P r o j e c t g e r e l a t e e r d 27 januari 2023 M.E.R.-BEOORDELING WATERINJECTIE SCHOONEBEEK BF5299-IB-RP-230127 15 Aardgasproductie Schoonebeek gasveld Het aardgas uit het Schoonebeek gasveld wordt vanaf de locaties SCH-313 en SCH-447 gewonnen. Het gewonnen aardgas wordt via bestaande infrastructuur naar het landelijke Gasunie netwerk getransporteerd. Winning in dit gebied vindt sinds 1957 plaats. Tot eind 2021 is in totaal 9.739 miljoen Nm3 aardgas uit het Schoonebeek gasveld geproduceerd. NAM verwacht nog tussen de 30 tot 100 miljoen Nm3 aardgas te winnen over de periode 2022-2031, afhankelijk van het productiescenario. De daadwerkelijke productie hangt af van hoe goed de putten kunnen blijven produceren in combinatie met de waterinjectie in het gasveld, de zuurgraad van het gewonnen aardgas en de aardgasprijs. De oorspronkelijke druk in het gasreservoir bedroeg 358 bar (op 3.000 meter diepte). Ten gevolge van de aardgasproductie is de druk inmiddels afgenomen tot ongeveer 80 bar. Het is de verwachting dat na beëindiging van de aardgaswinning de resterende druk in het gasveld ongeveer 70 bar bedraagt, in het geval dat er geen water geïnjecteerd zou worden. Figuur 3-6. Historische gasproductie uit het Schoonebeek Zechstein reservoir. Gaswinning in de toekomst op locatie SCH-313 en op locatie SCH-447 Het Schoonebeek gasveld bevat aardgas van ‘midden zuur’ gehalte. Dit aardgas kan niet afgeleverd worden aan het Gasunie netwerk zonder verdere behandeling of vermenging met ‘zoet gas’. Daarvan is er momenteel onvoldoende beschikbaar in de aangesloten leidingen, waardoor de SCH-gasputten veelal niet produceren. Er is een plan om medio 2023 wel voldoende ‘zoet gas’ te hebben om het Schoonebeek gasveld weer structureler te kunnen produceren. Als gevolg hiervan wordt er rekening gehouden met gasproductie op zowel de locatie SCH-313 als de locatie SCH-447. Aardgasproductie in combinatie met waterinjectie Schoonebeek gasveld Ten tijde van de Schoonebeek Herontwikkeling en de Herafweging 2016 werd er nog tot zo’n 300.000 m3/d gas geproduceerd uit het Schoonebeek gasveld. Maar sinds de operatie van de Gas Zuiverings Installatie (GZI) in Emmen economisch onrendabel werd en deze begin 2018 werd gesloten, is het overgebleven gasproductie potentieel van het Schoonebeek gasveld zeer beperkt. Door het relatief hoge zwavelwaterstof (H2S)-gehalte in het Schoonebeek gasveld is zeer beperkt capaciteit binnen het overgebleven productiesysteem om dit te verwerken. In combinatie met hoge waterproductie in de putten kan gasproductie alleen intermitterend plaatsvinden. Echter, mogelijk ontstaan er door de huidige hoge P r o j e c t g e r e l a t e e r d 27 januari 2023 M.E.R.-BEOORDELING WATERINJECTIE SCHOONEBEEK BF5299-IB-RP-230127 16 gasprijzen in de toekomst nog mogelijkheden om het zure gas deels weg te mengen met minder zuur gas uit andere velden die voorheen niet langer economisch rendabel waren. Gegeven de specifieke reservoirstructuur van het Schoonebeek gasveld denkt NAM dat er een mogelijkheid is om de gasproductie voortgang te laten vinden nadat injectie van het injectiewater afkomstig van oliewinning is gestart. Hier is al op beperkte schaal ervaring mee opgedaan. Het injectiewater geassocieerd met NAM’s gaswinning in Oost-Nederland wordt vanaf 2010 geïnjecteerd in het Schoonebeek gasveld. Injectie vindt momenteel plaats aan de zuidkant van het Schoonebeek gasveld in put SCH-597 op locatie SCH-447 en in put ENZ-7 (in Duitsland), welke zijn afgeschermd van de gas productieputten door breuken en laaggelegen delen van het reservoir. In een eerder stadium 2010-2014 werd 0,36 miljoen m3 geïnjecteerd in put SCH-580, welke laag op de oostflank ligt van het noordelijke deel van het gasveld, ver weg van de gas productieputten. De NAM-injectie is afgenomen van rond de 200 m3/dag in de periode 2010-2017 tot zo’n 60 m3/dag sinds het sluiten van de GZI in 2018. De injectie in Duitsland vanaf eind 2013 zit gemiddeld rond de 300 m3/dag. Mogelijke effecten in het Duitse deel van het Schoonebeek gasreservoir Aan de Duitse zijde van het Schoonebeek gasreservoir vindt momenteel geen gasproductie meer plaats, de putten zijn uitgewaterd. Er wordt 1 voormalige gasproductieput gebruikt voor waterinjectie. Tot op heden is de totale waterinjectie in het Schoonebeek gasveld (zowel aan Duitse als Nederlandse zijde) dermate laag in relatie tot het totale gasvolume dat er wel lokaal drukeffecten zijn gezien, maar geen significante drukeffecten zijn geobserveerd door het gehele veld. De huidige cumulatieve waterinjectie is minder dan 2 miljoen m3, wat zo’n 2 bar drukstijging oplevert in het veld8. Dit valt binnen de meetnauwkeurigheid van de reservoirdruk, die wordt beïnvloed door lokale effecten van productie en injectie. Er gelden regels dat de druk nooit hoger mag worden dan de oorspronkelijke reservoirdruk. De drukopbouw in het zuidelijke blok (dat doorloopt tot in Duitsland) wordt in Nederland gemeten in een tweetal putten (SCH-597 en SCH-591) en bij afwijkende drukopbouw kan worden bijgestuurd. De putten in Duitsland liggen weer verder naar het zuiden. Met de operator aan de Duitse zijde worden gegevens uitgewisseld op vertrouwelijke basis, wat NAM in staat stelt om de eventuele effecten van waterinjectie op de Duitse kant te monitoren. Een lichte drukverhoging kan voor de eventuele toekomstige gasproductie aan Duitse zijde voordelig zijn. De kans dat water dat wordt geïnjecteerd aan de noordkant van het Schoonebeek veld het Duitse grondgebied instroomt (ruim 2 km zuidelijker) is vanwege de afstand verwaarloosbaar klein. 8 Als een eerste orde benadering wordt de compressibiliteit van het systeem gegeven door: c = 1/V·V/p Uit de drukdata blijkt dat er wel lokale effecten zijn bij injectie, maar dat deze op termijn uitmiddelen over het gehele gasveld. Het totale gasvoorkomen is grofweg 16 mrd Nm3 oftewel 70 mln Rm3 (V) gegeven de gas expansie factor van 230 Nm3/Rm3. Bij de huidige reservoirdruk van rond de 80 bar is de gascompressibiliteit rond de 1.25·10-2 1/bar (c). Een water injectievolume van 2 mln m3 (V) geeft zo’n 2 bar drukstijging (p). P r o j e c t g e r e l a t e e r d 27 januari 2023 M.E.R.-BEOORDELING WATERINJECTIE SCHOONEBEEK BF5299-IB-RP-230127 17 4 Kenmerken van het project De toets naar milieugevolgen vindt plaats aan de hand van de criteria van Bijlage III, van de EU-richtlijn m.e.r. Hoofdstuk 4 en 5 gaan in op deze criteria in relatie tot waterinjectie in Drenthe. Bij de kenmerken van de projecten moet in het bijzonder in overweging worden genomen (Bron: Bijlage III EU richtlijn milieubeoordeling projecten): • De omvang van het project • De cumulatie met andere projecten • Gebruik van natuurlijke hulpbronnen • De productie van afvalstoffen • Verontreiniging en hinder • Risico van ongevallen, vooral gelet op de gebruikte stoffen of technologieën. 4.1 Voorgenomen activiteit NAM heeft het voornemen de locaties SCH-313, SCH-447 en/of SCH-580 in te zetten voor waterinjectie. De voorgenomen activiteit is weergegeven in Figuur 1-1. Op de drie locaties zijn in totaal vier putten operationeel. Uitgangspunt is een totaal benodigde waterinjectiecapaciteit voor het optimaal functioneren van de oliewinning van 6.500 m3 per dag. De locaties worden aangesloten op de huidige injectiewaterleiding naar Twente. Bij de voorgenomen activiteit wordt de gefaseerde aanpak gevolgd zoals beschreven in paragraaf 2.2. De voorgenomen activiteit bestaat zodoende uit de volgende onderdelen: • Aanpassing locaties, gereed maken voor waterinjectie • Boren nieuwe putten • Aanleg verbindingssegmenten tussen de locaties en de huidige injectiewaterleiding • Operationeel hebben van de locaties. 4.2 Wijze van uitvoeren Materiaalkeuze De nieuwe pijpleidingen zullen van GRE gemaakt zijn. De leidingen en waterinjectieskids worden van roestvaststaal (Duplex) gemaakt zijn. Een waterinjectieskid is een metalen frame waarop de pomp en meet- en regelinstrumenten staan. De waterinjectieskid is vergelijkbaar met de huidige op de Twente locaties. De nieuwe waterinjectieputten zijn voorzien van GRE lined tubing. Als gevolg hiervan hoeft er geen corrosieremmer te worden toegevoegd aan het injectiewater. 4.2.1 Ombouw locatie SCH-313 Op de locatie SCH-313 vindt nog geen waterinjectie plaats, dus zal de bestemming voor de locatie aangepast moeten worden. De huidige gaswinlocatie SCH-313 zal een centrale rol krijgen in het verdelen van het injectiewater dat vrijkomt bij de gas- en oliewinning in de regio Zuidoost Drenthe. Het voornemen is om het injectiewater van de oliewinning vanaf locatie SCH-313 te gaan injecteren in het Schoonebeek gasveld (en vanaf locatie SCH-447, zie volgende paragraaf). Op locatie SCH-313 vindt daarnaast tijdelijk nog gaswinning plaats, die gedurende een periode wordt voortgezet naast de waterinjectie. Figuur 4-1 geeft een vergroting van de kaart met de voorgenomen activiteit op locatie SCH-313. Een detailkaart met de voorgenomen inrichting staat in Bijlage 1-1. P r o j e c t g e r e l a t e e r d 27 januari 2023 M.E.R.-BEOORDELING WATERINJECTIE SCHOONEBEEK BF5299-IB-RP-230127 18 Figuur 4-1. Voorgenomen activiteit op locatie SCH-313 Verdeelstation • Er komt een centraal verdeelstation op de locatie, waar het injectiewater vanuit de OBI en het injectiewater van de gaswinning samen komen. Vanuit het verdeelstation kan injectiewater naar de waterinjectieputten op locatie SCH-313 worden geleid of naar de andere injectielocaties (SCH-447 of de extra locatie SCH-580) worden getransporteerd. • Voor de installaties is het van belang dat er voldoende capaciteit is op het elektriciteitsnet. Dit vergt twee nieuwe kabels naar een nabijgelegen Enexis station of naar de bestaande eigen NAM-ringleiding met een aansluiting tussen locaties SCH-2000 en SCH-2300 (ongeveer 1.360 m). Leidingsegmenten Nabij de locatie worden de volgende leidingsegmenten aangelegd: • Er komt een verbinding met de bestaande injectiewaterleiding naar Twente. Dit is een relatief kort segment van enkele tientallen meters. Hiervoor dient de bestaande injectiewaterleiding aangepast te worden. Putten • Een van de bestaande putten wordt de komende jaren nog gebruikt voor gaswinning. In deze m.e.r.-beoordeling zijn de milieueffecten van twee situaties onderzocht: o Periode waarin gaswinning plaatsvindt o Periode waarin geen gaswinning meer plaatsvindt op locatie SCH-313. • Twee gasputten worden nieuw geboord. • Het is de verwachting dat de twee putten op deze locatie samen ongeveer 4.000 m3 per dag kunnen injecteren. Waterinjectieskids • Voor de injectie van injectiewater komt op de locatie per put een waterinjectieskid te staan. P r o j e c t g e r e l a t e e r d 27 januari 2023 M.E.R.-BEOORDELING WATERINJECTIE SCHOONEBEEK BF5299-IB-RP-230127 19 4.2.2 Ombouw locatie SCH-447 Op de locatie SCH-447 vindt momenteel waterinjectie plaats van injectiewater afkomstig van gaswinning. Dit zal worden uitgebreid met injectiewater afkomstig van de olieproductie. De locatie krijgt een aansluiting direct op de injectiewaterleiding naar Twente. Er is doorvoer mogelijk naar locatie SCH-580. Op de locatie is ruimte om twee aanvullende putten te boren. Figuur 4-2 geeft een vergroting van de kaart met de voorgenomen activiteit op locatie SCH-447. Een detailkaart met de voorgenomen inrichting staat in Bijlage 1-2. Figuur 4-2. Voorgenomen activiteit op locatie SCH-447 Verdeelstation • Er komt een centraal verdeelstation op de locatie, waar het injectiewater vanuit de OBI komt. Vanuit het verdeelstation kan injectiewater naar de waterinjectieputten op de locatie worden geleid, of doorgevoerd naar locatie SCH-580. • Voor de installaties is het van belang dat er voldoende capaciteit is op het elektriciteitsnet. Dit vergt twee nieuwe kabels naar een nabijgelegen Enexis station of naar de bestaande eigen NAM-ringleiding tussen OBI en locatie SCH-2600 (ongeveer 650 m). Leidingsegmenten • Locatie SCH-447 wordt rechtstreeks aangesloten op de bestaande injectiewaterleiding die vlak langs deze locatie loopt. Er komt hiervoor een verbinding met de injectiewaterleiding. Dit is een relatief kort segment van enkele tientallen meters. Hiervoor dient de bestaande injectiewaterleiding aangepast te worden. • Voor de aansluiting van SCH-580 komt er een nieuwe (10 inch) leiding vanaf locatie SCH-447 naar locatie SCH-580 naast de bestaande leiding. Putten • Er worden twee nieuwe putten geboord. • Het is de verwachting dat de twee putten samen ongeveer 4.000 m3 per dag kunnen injecteren. P r o j e c t g e r e l a t e e r d 27 januari 2023 M.E.R.-BEOORDELING WATERINJECTIE SCHOONEBEEK BF5299-IB-RP-230127 20 Waterinjectieskids • Voor de injectie van injectiewater komt per put een waterinjectieskid te staan. 4.2.3 Ombouw locatie SCH-580 Het is de voorkeur van NAM dat op de locaties SCH-313 en SCH-447 voldoende injectieputten beschikbaar komen voor de volledige waterinjectie. Mocht dit vanwege technische of andere redenen beperkt zijn, dan is het voornemen gebruik te maken van extra locatie SCH-580. Figuur 4-3 geeft een vergroting van de kaart met de voorgenomen activiteit op locatie SCH-580. Een detailkaart met de voorgenomen inrichting staat in Bijlage 1-3. Figuur 4-3. (optioneel) voorgenomen activiteit op locatie SCH-580 Leidingsegment • Er komt een nieuwe (10 inch) leiding vanaf locatie SCH-447 naar locatie SCH-580 • Voor de installaties is het van belang dat er voldoende capaciteit is op elektriciteitsnet. Dit vergt een nieuwe kabel naar SCH-447 (die weer met OBI is verbonden) langs hetzelfde tracé als de nieuwe pijpleiding. Putten • Het vervangen van de huidige injectieput door een nieuw te boren put. • Indien nodig worden maximaal twee nieuwe putten geboord. Waterinjectieskids • Voor de injectie van injectiewater komt per put een waterinjectieskid te staan. • Voor de installaties is het van belang dat er voldoende capaciteit is op elektriciteitsnet. Dit vergt een nieuwe kabel naar SCH-447 (die weer met OBI is verbonden). P r o j e c t g e r e l a t e e r d 27 januari 2023 M.E.R.-BEOORDELING WATERINJECTIE SCHOONEBEEK BF5299-IB-RP-230127 21 4.3 Boren van nieuwe putten Elektrisch boren en vrachtverkeer Nieuwe putten worden elektrisch geboord met een zogenaamde land light rig (LLR) zoals de Synergy-2 of vergelijkbaar. De duur van een boring per put is 60 dagen. De aan- en afvoer van benodigd materieel/materiaal zal plaatsvinden door middel van wegtransporten via een vooraf vastgestelde route. De aan- en afvoer van de mobiele onderhoudsinstallatie zal ongeveer 100 vrachtbewegingen bedragen. Met de aanvoer en het opbouwen van de installatie zijn ongeveer 10 dagen gemoeid. Tijdens het boren van de putten zijn er ongeveer 5 vrachten per dag nodig. Voor een gedoseerde aanvoer van het vrachtverkeer kan gebruik worden gemaakt van een tijdelijke afroepplek op het industrieterrein in Schoonbeek. Zodoende zullen er geen opstoppingen ontstaan van vrachtverkeer ter plekke van de locatie. Transportbewegingen zullen zoveel mogelijk plaatsvinden tijdens de dagperiode en beperkt in de avondperiode volgens de wettelijke vereisten rond geluid. Uitvoering van de elektrische boring De boring van een put vindt plaats met behulp van een mobiele en demontabele boorinstallatie. Een elektrisch aangedreven motor boven in de boorinstallatie (topdrive) zorgt voor de aandrijving van de boorbeitel onder in het boorgat. In de topdrive is een meeneemstang bevestigd met daaronder de boorstang. De boorstang bestaat uit een serie aan elkaar geschroefde holle boorpijpen en is aan de onderkant voorzien van de boorbeitel. Door het gewicht van de pijpen boort de boorstang zichzelf de grond in. Is de lengte van de boorstang geboord, dan stopt het boren en wordt een nieuwe boorpijp aan de boorstang geschroefd. Zo groeit de lengte van de boorstang met de diepte van het geboorde gat. Tijdens het boren wordt continu boorspoeling door de holle boorstang naar beneden gepompt. Deze vloeistof brengt het door de beitel vermalen gesteente (boorgruis) tussen de boorstang en boorwand door naar de oppervlakte. Het boorgruis wordt met behulp van schudzeven, hydrocyclonen en centrifuges uit de boorspoeling gehaald, in bakken opgevangen en voor verwerking afgevoerd naar een daartoe geëigende en bevoegde be-/verwerkingsinrichting. De boorspoeling wordt hergebruikt en via een gesloten systeem weer in de boorpijpen gepompt. Op het boorgat zijn veiligheidsafsluiters (blow-out preventors) aangebracht die op elk moment, eventueel van afstand, gesloten kunnen worden. Om te voorkomen dat het boorgat instort, wordt het boren een aantal keren gestopt om het boorgat te verbuizen met stalen bekledingsbuizen (ook wel ‘casing’ genoemd). De ruimte tussen buizen en boorgat wordt met cement gevuld waardoor een hechte en ondoordringbare verbinding ontstaat. De diepte van het boorgat en de aard, de dikte en de samenstelling van de aardlagen bepalen de lengte waarover en het aantal malen dat er bekledingsbuizen wordt aangebracht. Iedere nieuwe serie bekledingsbuizen is smaller dan de voorgaande serie. Moet van boorbeitel worden gewisseld, vanwege slijtage of het toepassen van een kleinere diameter, dan wordt ook de gehele boorstang naar boven gehaald en in delen van steeds drie boorstangen uit elkaar geschroefd alvorens met een nieuwe beitel verder geboord kan worden. Daarna wordt er een ‘productiebuis’ (tubing) in de put geplaatst en wordt de put afgesloten met een ‘X-mas tree’ welke bestaat uit een samenstelling van afsluiters. De put wordt achtergelaten met conserverende vloeistoffen en kan nog niet in gebruik worden genomen. Na afronding van de werkzaamheden en demontage van de boorinstallatie wordt het terrein gereinigd. Ingebruikname van de put Om de put in gebruik te kunnen nemen wordt de conserverende vloeistof verwijderd. De vloeistof wordt door middel van stikstof gelift en opgevangen in een aparte tank. Daarna wordt de conserverende vloeistof afgevoerd naar een daartoe geëigende en bevoegde be-/verwerkingsinrichting. Om verbinding te krijgen met het reservoir wordt de put geperforeerd met behulp van een mobiele installatie. Vervolgens P r o j e c t g e r e l a t e e r d 27 januari 2023 M.E.R.-BEOORDELING WATERINJECTIE SCHOONEBEEK BF5299-IB-RP-230127 22 kan de put getest worden. Na het aansluiten van de benodigde leidingen op de injectie-installatie, kan de put in gebruik genomen worden. Hulpstoffen tijdens boorwerkzaamheden Bij het boren van putten en het cementeren van de verbuizing worden boorspoeling, boorchemicaliën en cement gebruikt. De samenstelling en hoeveelheid worden nauwkeurig afgestemd op de te doorboren aardlagen en het boorprogramma. Ten tijde van het opstellen van de vergunningaanvraag kan nog niet exact worden opgegeven welke en hoeveel chemicaliën zullen worden gebruikt. Dit zal worden opgegeven volgens Mijnbouwregeling artikel 8.2.1.1 onder b (werkprogramma voor boorgaten op land). Uit milieuoverwegingen wordt de boring gestart met een boorvloeistof op waterbasis (‘water based mud’, WBM). Deze boorvloeistof bestaat voornamelijk uit water, zout, verdikkingsmiddelen en een verzwaringsmiddel (bariet). Voor de diepere boorsecties wordt indien noodzakelijk om technische redenen een boorvloeistof op oliebasis toegepast (’oil based mud’, OBM). Water of basisolie dienen als hoofdbestanddeel voor het aanmaken van de boorvloeistof. Om de boorvloeistof de eigenschappen te geven die het voor de boring nodig heeft worden diverse producten toegevoegd, afhankelijk van de eigenschappen die op dat moment nodig zijn. De benodigde eigenschappen zijn afhankelijk van de verwachte drukken en aard van de te doorboren aardlaag. Hulpstoffen tijdens het boren Tijdens de boring van een put worden de volgende boorvloeistoffen en -chemicaliën (of gelijkwaardig) verbruikt. De genoemde spoeling types en hoeveelheden zijn ingeschat op basis van standaard operaties en ervaringen met voorgaande boringen en zijn daarmee indicatief. In het werkprogramma zullen verdere details van de mijnbouwhulpstoffen worden opgenomen (als per Mijnbouwregeling artikel 8.2.1.1b): ▪ 500 m3 KPM (Kalium Polymer Mud); een boorspoeling op waterbasis voor de eerste sectie; ▪ 850 m3 VCM (Versa Clean Mud); een boorspoeling op oliebasis voor de middelste secties (overgebleven/gebruikte spoeling wordt teruggeleverd aan de leverancier); ▪ 280 m3 Versapro Mud; een boorspoeling op oliebasis die is opgewogen met calciumcarbonaat in plaats van bariet, voor het boren van de reservoir sectie (deze spoeling wordt na gebruik weer terug geleverd aan de leverancier); ▪ 250 ton diverse boorchemicaliën om de boorspoeling binnen specificatie te houden en/of aan te passen naar de benodigde specificaties voor de te boren aardlaag; ▪ 180 ton cement om de stalen verbuizing vast te cementeren en de verschillende gesteentelagen gescheiden te houden; ▪ 50 m3 kaliumchloride-brine; een zout water-oplossing die wordt achtergelaten als conserverende vloeistof totdat de put in gebruik genomen wordt. Watergebruik Per boring wordt 400 tot 1000 m3 water gebruikt hoofdzakelijk als spoelwater voor het schoonspoelen of afspuiten van de apparatuur op de locatie of de verharding. 4.4 Samenstelling van het te injecteren water Het injectiewater is samengesteld uit de volgende deelstromen: • Formatiewater: het van nature aanwezige water in het oliereservoir, dat met de olie mee wordt opgepompt • Condenswater: de geïnjecteerde en nadien gecondenseerde stoom die bij de winput terecht komt • Mijnbouwhulpstoffen: toegevoegd in de put, voor transport van het oliewatermengsel naar de OBI, in de OBI voor het scheidingsproces en in het injectiewater om de afvoerleidingen en injectieputten te beschermen P r o j e c t g e r e l a t e e r d 27 januari 2023 M.E.R.-BEOORDELING WATERINJECTIE SCHOONEBEEK BF5299-IB-RP-230127 25 5 Milieueffecten Milieuthema’s In dit hoofdstuk zijn de potentiële milieueffecten toegelicht. Op basis van de voorgenomen activiteiten en de kenmerken van het plangebied zijn de volgende milieuaspecten in het kader van de m.e.r.-beoordeling van belang: • Bodem • Water • Natuur • Archeologie (inclusief Ontplofbare Oorlogsresten) • Landschap • Geluid • Lucht • Verkeer • Energie • Afvalstoffen • Externe veiligheid • Cumulatie Te toetsen activiteiten en situaties Het milieuonderzoek richt zich op de volgende situaties: • Voor iedere locatie is het boren en in gebruik nemen van twee nieuwe putten onderzocht. Dat is als maatgevende situatie aangehouden. Hiermee wordt per locatie beschreven wat de maximaal effecten zouden kunnen zijn. • Daarbij is uitgegaan van één operationeel injectieskid per waterinjectieput. • Hoewel er een gefaseerde aanpak zal worden gebruikt, zijn de cumulatieve milieueffecten beschreven. Daarmee zijn de maximaal mogelijke effecten inzichtelijk gemaakt. • Op locaties SCH-313 en SCH-447 zijn de milieueffecten van twee situaties beschreven, de situatie met gaswinning en de situatie zonder gaswinning. • De milieueffecten van de aanleg van nieuwe leidingensegmenten zijn beschreven. • De milieueffecten zijn beschreven voor de aanlegfase en de operationele fase. Aanleg elektriciteitskabels Voor de energievoorziening op de locaties worden elektriciteitskabels aangelegd, zoals beschreven in Hoofdstuk 4. De aanleg vindt plaats langs bestaande wegen, zonder sloten te kruisen, en in vergraven grond. Hiervoor gelden standaard werkwijzen. Deze ingreep is dermate beperkt, dat de activiteit niet is meegenomen in de effectbeschrijving. Detailstudies In dit hoofdstuk zijn de bevindingen voor alle bovengenoemde milieuaspecten beschreven. Voor een deel van de milieuaspecten is een aparte detailstudie uitgevoerd en gerapporteerd. De Natuurtoets, het stikstofdepositieonderzoek en de archeologische onderzoeken zijn opgenomen als bijlagen bij deze m.e.r.-beoordeling. Het milieukundig bodemonderzoek, de hydrologische berekeningen van bemaling van de leidingen, de geluidsberekeningen en het vooronderzoek naar explosieven zijn opvraagbaar bij NAM. De detailstudies beschrijven de voorgenomen activiteiten van NAM. Ook wordt in de studies een mogelijke afvoerleiding vanaf de locatie SCH-313 naar SCH-1100 beschreven. Deze vormt echter geen onderdeel van het huidige voornemen van NAM en is daarom niet uitgewerkt in deze m.e.r.- beoordelingsnotitie. P r o j e c t g e r e l a t e e r d 27 januari 2023 M.E.R.-BEOORDELING WATERINJECTIE SCHOONEBEEK BF5299-IB-RP-230127 26 Gebruik ondergrond en risico’s De milieuthema’s hebben betrekking op de activiteiten in de biosfeer. Maar de waterinjectie vindt plaats op grotere diepte, zo’n 3 kilometer onder het maaiveld. Daar gelden geen milieunormen waaraan getoetst kan worden. Het is wel van belang om zicht te krijgen op veranderingen die in de diepe ondergrond optreden en welke risico’s dat eventueel oplevert voor de biosfeer (het gedeelte van de bodem tot ongeveer 500 meter onder maaiveld). Dat is in Hoofdstuk 6 behandeld. In dit hoofdstuk zijn de effecten op de biosfeer getoetst. 5.1 Bodemkwaliteit De voorgenomen activiteiten hebben mogelijk (tijdelijk) effect op de bodem op de tracés van de aan te leggen leidingen en ter plaatse van de aan te passen locaties. Het gaat om de mogelijke verstoring door vergraving en het risico van verontreiniging tijdens de aanlegfase en de operationele fase. Er is historisch vooronderzoek gedaan naar het voorkomen van bodemverontreinigingen op de nieuwe leidingtracés en de locaties (Milieukundig rapport, Antea Group, 2022). De onderstaande bevindingen zijn overgenomen uit het Milieukundig rapport. 5.1.1 Kenmerken huidige situatie Uit het historisch vooronderzoek blijkt dat langs de nieuwe leidingtracés in het landelijk gebied geen tot licht verhoogde gehalten/concentraties van bodemverontreinigingen kunnen voorkomen. Verder zijn er geen concrete aanwijzingen dat er bodemverontreinigingen aanwezig zijn. Maar er zijn wel aanleidingen om de locaties te verdenken van de aanwezigheid van bodemverontreinigingen. Het gaat om de volgende punten: • Op de NAM-locaties kan bodemverontreiniging met condensaatcomponenten en barium niet volledig worden uitgesloten als gevolg van historische activiteiten op deze locaties. Daarnaast kan onder het asfalt op de NAM-locaties een fundatielaag liggen bestaande uit puin of grond met bodemvreemde bijmengingen, waaronder puin. Afhankelijk van het type materiaal of bijmengingen zijn deze locaties potentiaal verdacht op een verontreiniging met asbest, zware metalen, minerale olie en PAK. • De aard en milieu hygiënische kwaliteit van enkele waterbodems, een voormalige weg en het dempingsmateriaal van gedempte sloten zijn onbekend. Deze zijn daarom potentieel verdacht op verontreinigingen. • Bekende (rest)verontreinigingen op de locaties SCH-313 en SCH-447 liggen buiten de nieuwe leidingtracés, maar zijn een aandachtspunt voor bemaling bij de aanleg van de leidingen. Deze verdachte locaties zijn hieronder per tracé beschreven. Leidingtracé (PL341) tussen locatie SCH-313 en een bestaande leiding • Het aan te sluiten leidingtracé kruist 1 sloot. De milieu hygiënische kwaliteit van de waterbodem is onbekend; • Binnen de bufferzone van 50 m rondom het tracé is een gedempte watergang aanwezig. De aard en milieu hygiënische kwaliteit van het dempingsmateriaal zijn onbekend; • Op 70 m van het aan te sluiten leidingtracé bij locatie SCH-313 bevindt zich een beschikte verontreiniging (RUD/2015002368) met benzeen in de grond en benzeen en xylenen in het grondwater. De verontreiniging wordt door middel van natuurlijke afbraak gesaneerd. Als gevolg van bemaling in het kader van de leidingaanleg kan de verontreiniging verplaatst worden. P r o j e c t g e r e l a t e e r d 27 januari 2023 M.E.R.-BEOORDELING WATERINJECTIE SCHOONEBEEK BF5299-IB-RP-230127 27 Leidingtracé (PL344) tussen locatie SCH-447 en een bestaande leiding • Dit stukje tracé kruist de toegangsweg naar locatie SCH-447. Onder de wegverhardingen bevindt zich mogelijk een fundatielaag bestaande uit puin of grond met bodemvreemde bijmengingen, waaronder puin. Afhankelijk van het type materiaal of bijmengingen zijn deze locaties potentiaal verdacht op een verontreiniging met asbest, zware metalen, minerale olie en PAK. Daarnaast kan in de bermen depositie van uitlaatgassen hebben geleid tot verhoogde gehalten aan minerale olie, PAK en zware metalen. • Op een afstand van ongeveer 115 m vanaf het leidingtracé bevindt zich een lichte restverontreiniging in het grondwater langs de noordelijke locatiegrens van SCH-447. Als gevolg van bemaling in het kader van de leidingaanleg kan deze lichte restverontreiniging verplaatst worden. Leidingtracé van SCH-447 naar SCH-580 • Het leidingtracé kruist 9 kavelsloten en de Borgerbeek. De milieu hygiënische kwaliteit van de waterbodem is onbekend; • Het leidingtracé kruist 6 gedempte watergangen. Binnen de bufferzone van 50 m rondom het tracé zijn een aantal meer slootdempingen aanwezig. De aard en milieu hygiënische kwaliteit van het dempingsmateriaal zijn onbekend; • Het leidingtracé kruist een voormalige weg. Mogelijk zijn er restanten van de voormalige weg in de bodem aanwezig, welke verontreinigingen, onder andere met asbest, kunnen bevatten; • Het tracé kruist de Oldenhuis Gratamaweg, Beekweg, Burgemeester Osselaan en de Valendisweg. Onder de wegverhardingen bevindt zich mogelijk een fundatielaag bestaande uit puin of grond met bodemvreemde bijmengingen, waaronder puin. Afhankelijk van het type materiaal of bijmengingen zijn deze locaties potentiaal verdacht op een verontreiniging met asbest, zware metalen, minerale olie en PAK. Daarnaast kan in de bermen depositie van uitlaatgassen hebben geleid tot verhoogde gehalten aan minerale olie, PAK en zware metalen. • Op een afstand van ongeveer 95 m vanaf het leidingtracé tussen SCH-447 en SCH-580 bevindt zich een lichte restverontreiniging in het grondwater langs de noordelijke locatiegrens van SCH-447. Als gevolg van bemaling in het kader van de leidingaanleg kan deze lichte restverontreiniging verplaatst worden. 5.1.2 Mogelijke effecten op de bodemkwaliteit Aanpassen van de locaties voor waterinjectie Aanlegfase Als uitgangspunt van de wetgeving geldt op basis van het Besluit bodemkwaliteit het behoud of de verbetering van de bodemkwaliteit. Dat betekent dat de aanleg of het gebruik van een project geen negatief effect mag hebben op de bodemkwaliteit. Wanneer een geval van ernstige bodemverontreiniging wordt aangetroffen met risico voor de omgeving, is sanering noodzakelijk. Op de bestaande NAM-locaties SCH-313, SCH-447 en SCH-580 zijn al voorzieningen aanwezig om lekkage naar het grondwater te voorkomen. De voorziene werkzaamheden en aanpassingen zorgen niet voor vergroting van de kans op verontreiniging vanaf de locaties. Bij het boren van nieuwe putten worden de ondiepe lagen doorboord en wordt een casing (verbuizing, mantelpijp, mantelbuis zijn Nederlandse aanduidingen) geplaatst om te voorkomen dat boorvloeistof uit de put naar de omgeving weglekt. Operationele fase Tijdens de operationele fase zijn er geen effecten. Er is een risico van lekkage (zie Hoofdstuk 6), dat zo beperkt mogelijk wordt gehouden. P r o j e c t g e r e l a t e e r d 27 januari 2023 M.E.R.-BEOORDELING WATERINJECTIE SCHOONEBEEK BF5299-IB-RP-230127 28 Nieuwe leidingen Aanlegfase Voor de aanleg van de nieuwe leidingen wordt grond vergraven. Het betreft relatief ondiepe grond, tot maximaal 2 m diepte. Zoals hiervoor beschreven geldt als uitgangspunt van de wetgeving dat de aanleg van de leidingen geen negatief effect mag hebben op bodemkwaliteit. En dat, als een bodemverontreiniging wordt aangetroffen met risico voor de omgeving, sanering noodzakelijk is. Dat betekent dat de bodemkwaliteit op de nieuwe leidingtracés gelijk blijft of verbeterd als gevolg van de aanleg van de nieuwe leidingen. Wel moet er aanvullend onderzoek worden gedaan om te bepalen of de grond kan worden teruggebracht of dat sanering noodzakelijk is. Dat komt omdat er op basis van het historisch vooronderzoek aanwijzingen zijn voor de aanwezigheid van bodembedreigende activiteiten ter plaatse van de leidingentracés of aanleidingen de leidingentracés te verdenken op de aanwezigheid van bodemverontreinigingen. In het historisch vooronderzoek (Milieukundig rapport, Antea Group, 2022) wordt geadviseerd om, zodra de ligging van het tracé definitief is bepaald en duidelijk is welke tracédelen in open ontgraving worden uitgevoerd, een terreinbezoek uit te voeren en na te gaan of de bovengenoemde aandachtspunten inderdaad gelegen zijn op of direct nabij het tracé en als verdacht dienen te worden beschouwd. Als dit het geval is, wordt aanbevolen verkennende bodem- en/of asbestonderzoeken en waterbodemonderzoeken uit te voeren: • Verkennend bodem/asbestonderzoek ter plaatse van verdachte slootdempingen, bestaande en voormalige wegen en bestaande wegbermen voor zover deze in open ontgraving worden gekruist. • Verkennend bodemonderzoek ter plaatse van de NAM-locaties op trajecten waar de leidingen ondergronds aangelegd worden en graafwerkzaamheden plaatsvinden. • Beoordelen van de mogelijke effecten van de bemaling op de verontreinigingen op locaties SCH-313 en SCH-447 en verifiëren dat de verontreiniging op locatie OBI/WKC buiten het invloed gebied van de bemaling ligt. • Verkennend waterbodemonderzoek ter plaatse van bredere watergangen (welke afwatering van een groot gebied verzorgen) die in open ontgraving worden gekruist. • Indien verwacht wordt dat grond wordt afgevoerd naar een erkende verwerker, dient deze grond aanvullend onderzocht te worden op PFAS en, omdat op de akkers in de omgeving bestrijdingsmiddelen zijn toegepast, eveneens op GenX. Ter plaatse van de overige (onverdachte) locaties kunnen de werkzaamheden worden uitgevoerd op basis van de bodemkwaliteitskaarten. Hiervoor geldt, op basis van de bodemkwaliteitskaarten, dat de basishygiëne conform de CROW400 van toepassing is. Operationele fase Tijdens de operationele fase zijn er geen effecten. Er is een risico van lekkage (zie Hoofdstuk 6), dat zo beperkt mogelijk wordt gehouden. P r o j e c t g e r e l a t e e r d 27 januari 2023 M.E.R.-BEOORDELING WATERINJECTIE SCHOONEBEEK BF5299-IB-RP-230127 30 wordt periodiek leeggezogen. De voorziene werkzaamheden en aanpassingen zorgen niet voor vergroting van de kans op verontreiniging vanaf de locatie. Operationele fase Tijdens de operationele fase zijn er geen effecten. Er is een risico van lekkage (zie Hoofdstuk 6), dat zo beperkt mogelijk wordt gehouden. Nieuwe leidingen Aanlegfase In het hydrologisch onderzoek is ervan uitgegaan dat voor de aanleg van alle leidingen bemaling moet worden toegepast. De bemalingsduur is 10 dagen per 200 m voor veldstrekkingen en 14 dagen voor werkputten. Voor deze meest extreme situatie bedraagt het berekende waterbezwaar 180.000 m³ en het debiet is maximaal 100 m³/uur per onderdeel9. Als meerdere gleuven en werkputten gelijktijdig worden bemalen, kan het uurdebiet hoger uitvallen. Aangezien bij de berekening is uitgegaan van een meest extreme situatie betreft het berekende waterbezwaar naar verwachting een bovengrens. Als gevolg van de bemaling zal de grondwaterstand in de omgeving van de veldstrekkingen en werkputten tijdelijk dalen. In het Geohydrologisch rapport zijn de tijdelijke verlagingen van de grondwaterstand berekend. Het invloedsgebied van een onttrekking wordt gedefinieerd als het gebied waarin de freatische grondwaterstand en de stijghoogte met 0,05 m of meer wordt verlaagd. De verlagingscontouren zijn berekend voor een gemiddeld natte periode (GHG) en voor een gemiddeld droge periode (GLG). Uit de berekeningen blijkt dat de 0,05 m verlagingscontour in een gemiddeld natte periode maximaal 700 m buiten de werkput ligt en maximaal 500 m in een gemiddeld droge periode. • Hieronder is beschreven of de tijdelijke en lokale verlaging van de grondwaterstand gevolgen kan hebben voor zetting, landbouw, natuur, vegetatie, verontreinigingen, archeologie, aardkundige waarden, zoet/zout grensvlak, grondwaterbeschermingsgebieden en overige onttrekkingen: Zettingen: Het bodemprofiel wordt vooralsnog als hoogstens beperkt zettingsgevoelig aangemerkt. Het risico op zettingsschade wordt verwacht beperkt te zijn. Aanbevolen wordt om deze beoordeling te verifiëren zodra de bodemopbouw ter plaatse van de tracés beter inzichtelijk is na uitvoering van veldonderzoek. • Landbouw: Gezien de korte bemalingsduur wordt geen droogteschade van gewassen in de landbouwgebieden binnen het invloedsgebied van de bemaling verwacht. • Natuur: Er liggen geen Natura 2000-gebieden of NNN-gebieden binnen het invloedsgebied van de bemaling waardoor negatieve effecten op deze gebieden als gevolg van bemaling niet aan de orde zijn. Er zijn verscheidene gebieden aanwezig binnen de GLG-invloedsgebieden welke bij het Provinciale Natuurbeheerplan 2023 horen. Ter plaatse van tracé A is dit ‘Droog bos met productie’. Ter plaatse van Tracé C en D zijn dit gebieden geclassificeerd als ‘Droog bos met productie’, ‘Dennen-, eiken- en beukenbos’ of ‘Kruiden- en/of faunarijk grasland’. Vanwege de beperkte bemalingsduur en de aard van de natuurgebieden worden geen negatieve effecten verwacht. • Monumentale bomen en groenvoorziening: Volgens de website www.monumentaltrees.com/nl/nld/drenthe/ zijn in de ruime omgeving van het plangebied geen monumentale bomen aanwezig. Gevolgen van de bemalingen voor monumentale bomen zijn daardoor uitgesloten. 9 In het Hydrologisch onderzoek is het waterbezwaar berekend van 330.000 m3 voor vier segmenten. Echter segment B wordt niet gerealiseerd waardoor het waterbezwaar 153.000 m3 kleiner is en de waarde 180.000 m3 wordt aangehouden. P r o j e c t g e r e l a t e e r d 27 januari 2023 M.E.R.-BEOORDELING WATERINJECTIE SCHOONEBEEK BF5299-IB-RP-230127 32 5.3 Natuur De belangrijkste aandachtspunten vanuit natuurwaarden zijn de verstoring van soorten, vergraving van habitats en stikstofdepositie in natuurgebieden. De bevindingen voor het aspect natuur zijn mede gebaseerd op twee onderliggende rapportages (Bijlage 2: Natuurtoets en Bijlage 3: Stikstofdepositieonderzoek), beide uitgevoerd door Antea. De onderstaande bevindingen zijn overgenomen uit deze studies. 5.3.1 Kenmerken huidige situatie Beschermde gebieden De beschermde natuurgebieden in de omgeving van de nieuwe leidingtracés zijn in kaart gebracht. Het gaat om Natura 2000-gebieden, het Natuurnetwerk Nederland, waardevolle bosgemeenschappen en bijzonder provinciaal natuurgebied of landschap. Natura 2000-gebieden De nieuwe leidingtracés en locaties liggen niet in een Natura 2000-gebied. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied ‘Bargerveen’ ligt op ongeveer 4,8 km ten oosten van de nieuwe leidingtracés en locatie SCH-580. Overige Natura 2000-gebieden liggen op meer dan 9 km afstand van de tracés en locaties. Natuurnetwerk Nederland De locaties en nieuwe leidingtracés liggen op minimaal 500 m afstand van een gebied behorende tot het Natuurnetwerk Nederland (NNN). Dit NNN-gebied heeft het beheertype N16.03 Droog bos met productie. Waardevolle bosgemeenschappen Bij de aanplant van nieuw bos is het van belang om aan bepaalde voorwaarden te voldoen, met als doel het realiseren van ecologisch hoogwaardige of landschappelijk waardevolle bosgemeenschappen. Gezien er bij de voorgenomen werkzaamheden geen sprake is van de aanplant van een bos, is het niet relevant hieraan te toetsen. Regelgeving over waardevolle bosgemeenschappen vormt geen belemmering voor het uit
26 juni 202410.8 MBHoort bij dossier Woo-verzoek, Stop Afvalwater Schoonebeek 23 april 2023
Download PDF
PDF20230220_algemene_voorwaarden_tno_01-07-2022.pdf
Algemene Voorwaarden voor opdrachten aan TNO 1 ALGEMENE VOORWAARDEN VOOR OPDRACHTEN AAN TNO 1. DEFINITIES In deze Algemene Voorwaarden wordt verstaan onder: Achtergrond: voor zover deze relevant zijn voor de Opdracht, alle IE-rechten, alsmede kennis (waaronder niet openbaar gemaakte know how en Bedrijfsgeheimen), ervaring en andere informatie waartoe een Partij gerechtigd is en die niet binnen het kader van de Opdracht is ontstaan. Hieronder vallen tevens door de Partijen binnen het kader van de Opdracht aan elkaar ter beschikking gestelde objecten zoals, maar niet beperkt tot hulp- en/of testmaterialen, samples, prototypes, informatiedragers en/of computerprogrammatuur; Algemene Voorwaarden: deze voorwaarden voor opdrachten aan TNO; Bedrijfsgeheimen: informatie die voldoet aan de voorwaarden zoals omschreven in artikel 1 van de ‘Wet bescherming bedrijfsgeheimen’; Eindrapport: de uitkomst(en) van de Opdracht zoals door TNO aan de Opdrachtgever definitief gerapporteerd; Export wet- en regelgeving: de toepasselijke wet- en regelgeving ten aanzien van sancties en export en importcontrole, waaronder maar niet beperkt tot export en import van militaire goederen en goederen voor tweeërlei gebruik ofwel dual-use goederen met inbegrip van diensten en technologie (samen ook wel aangeduid als 'strategische goederen') en chemische stoffen; IE-rechten: alle intellectuele en industriële eigendomsrechten, waaronder, maar niet beperkt tot, auteurs-, databank-, handelsnaam-, kwekers-, model-, merk- en octrooirechten en rechten ten aanzien van topografieën van halfgeleiders en domeinnamen; Offerte: een aanbod van TNO, in welke vorm dan ook, voor de (beoogde) uitvoering van (onderzoeks)werkzaamheden, inclusief eventuele aanpassingen voordat de Offerte conform art. 3.1 is aanvaard; Opdracht: de door TNO te verrichten (onderzoeks)werkzaamheden zoals gespecificeerd in de Overeenkomst; Opdrachtgever: de verstrekker van de (onderzoeks)opdracht aan TNO. Voor art. 4.4, art. 13.2 en art. 13.5 van de Algemene Voorwaarden worden hieronder tevens verstaan hulppersonen van de Opdrachtgever; Overeenkomst: de overeenkomst tussen de Partijen om (onderzoeks)werkzaamheden te verrichten als bedoeld in art. 3.1; Partij: de Opdrachtgever of TNO; Partijen: de Opdrachtgever en TNO; TNO: de publiekrechtelijke rechtspersoon krachtens wet van 19 december 1985 houdende regeling van de Nederlandse organisatie voor toegepast-natuurwetenschappelijk onderzoek TNO, gevestigd te Delft, kantoorhoudende te Den Haag en ingeschreven bij de Kamer van Koophandel onder nummer 27376655. Voor art. 12.2 en art. 13.1 (tweede zin), art. 13.2 (m.u.v. sub a), art. 13.4 en art. 13.5 van de Algemene Voorwaarden worden hieronder tevens verstaan hulppersonen van TNO; Voorgrond: alle IE-rechten, alsmede kennis (waaronder niet openbaar gemaakte know how en Bedrijfsgeheimen), ervaring en andere informatie ontstaan binnen het kader van de Opdracht. Hieronder vallen tevens objecten zoals, maar niet beperkt tot hulp- en/of testmaterialen, samples, prototypes, informatiedragers en/of computerprogrammatuur. 2. TOEPASSELIJKHEID 2.1 - Deze Algemene Voorwaarden zijn van toepassing op alle Offertes en Overeenkomsten. 2.2 - Algemene inkoop- of andere algemene voorwaarden van de Opdrachtgever zijn niet van toepassing op de rechtsverhouding tussen de Partijen en worden hierbij van de hand gewezen. 2.3 - TNO heeft deze Algemene Voorwaarden vastgesteld en gedeponeerd bij de Griffie van de Rechtbank Den Haag en bij de Kamer van Koophandel. Tevens zijn de Algemene Voorwaarden te vinden op de website www.tno.nl. Op verzoek van de Opdrachtgever kan kosteloos een fysieke kopie worden toegestuurd. 3. OFFERTE EN OVEREENKOMST 3.1 - Een Offerte is gedurende één maand geldig, tenzij TNO in de Offerte uitdrukkelijk een andere termijn bepaalt. Bij aanvaarding van de Offerte, komt de Overeenkomst tot stand. Bij een verzoek tot uitvoering van (enig gedeelte van) de Opdracht door de Opdrachtgever aanvaardt de Opdrachtgever de Offerte. 3.2 - Het beoogde toepassingsgebied van de Opdracht is gespecificeerd in de Overeenkomst. Zodra de Overeenkomst (inclusief alle bijlagen) tot stand is gekomen, bevat deze alle afspraken die TNO 1 JULI 2022 Algemene Voorwaarden voor opdrachten aan TNO 2 met de Opdrachtgever omtrent de Opdracht heeft gemaakt. Wijzigingen, aanvullingen of afwijkingen van de Overeenkomst zijn slechts bindend indien schriftelijk overeengekomen. 3.3 - De Opdrachtgever zal de Offerte (met inbegrip van wijzigingen, aanvullingen of afwijkingen daarvan) uitsluitend gebruiken om te bepalen of aan TNO de Opdracht wordt verleend. Indien geen Overeenkomst tot stand komt, behoudt TNO alle rechten ten aanzien van de inhoud van de Offerte, uitgezonderd de daarin verwerkte, van de Opdrachtgever afkomstige informatie. 4. DE OPDRACHT 4.1 - TNO voert de Opdracht uit binnen de overeengekomen (geschatte) termijn. Als overschrijding van deze termijn dreigt, treden de Partijen in overleg voor vaststelling van een nieuwe termijn. TNO is pas in verzuim nadat de Opdrachtgever TNO schriftelijk heeft aangemaand om binnen een redelijke termijn aan één of meer van haar verplichtingen onder de Overeenkomst te voldoen en die termijn ongebruikt is verstreken. 4.2 - TNO verbindt zich tot niet meer dan een inspanningsverbintenis bij het uitvoeren van de Opdracht. TNO zal een Eindrapport opstellen en leveren aan de Opdrachtgever. 4.3 - Indien TNO de Opdrachtgever een zaak levert, verleent TNO daarop geen garantie. Bij levering van een zaak, levert TNO Ex Works 'plaats van de toepasselijke TNO vestiging'. 'Ex Works' dient te worden opgevat overeenkomstig de ICC (International Chamber of Commerce) Incoterms 2020. 4.4 - De Opdrachtgever zal enige uitkomst van de Opdracht niet gebruiken op een wijze waarbij Export wet- en regelgeving wordt overtreden. De Opdrachtgever vrijwaart TNO voor aanspraken van derden gegrond op de niet-naleving van Export wet- en regelgeving. TNO kan overgaan tot opschorting van haar verplichtingen en tot opschorting van de rechten van de Opdrachtgever totdat een door Export wet- en regelgeving vereiste vergunning is verleend. TNO kan de Overeenkomst beëindigen zonder enige verplichting jegens de Opdrachtgever indien deze vergunning niet wordt verleend of dit niet binnen afzienbare tijd te verwachten is. TNO kan de Overeenkomst voorts tussentijds en met onmiddellijke ingang beëindigen, zonder tot enige schadevergoeding te zijn gehouden jegens Opdrachtgever, indien voortzetting van de Opdracht niet is toegestaan op basis van Export wet- en regelgeving. 4.5 - De Opdrachtgever zal op eerste verzoek daartoe een verklaring omtrent het eindgebruik en de eindgebruiker van de uitkomst(en) van de Opdracht (end-user statement) aan TNO doen toekomen. 4.6 - Bij de uitvoering van (delen van) de Opdracht mag TNO hulppersonen inschakelen. 4.7 - Indien de Opdracht betrekking heeft op goederen die beschikbaar zijn gesteld door de Opdrachtgever, geldt dat de Opdrachtgever de verantwoordelijkheid draagt voor de selectie, representativiteit, aanduidingen van codes en merk- of productnamen, identificatie, datum van monstername en andere relevante (wettelijke) informatie van de te onderzoeken goederen, waaronder het aanbrengen van een zichtbare exportcontrole classificatie markering, en zo nodig te voorzien van toegangs-, bewaar- en gebruiksinstructies. 4.8 - TNO is niet verplicht met de uitvoering van de Opdracht te beginnen voordat TNO alle noodzakelijke door de Opdrachtgever op te leveren benodigdheden en informatie heeft ontvangen. Als TNO deze benodigdheden en informatie later ontvangt dan overeengekomen, zal de in de Overeenkomst vermelde (geschatte) termijn voor de uitvoering van de Opdracht worden verlengd met in elk geval de duur van deze vertraging. 4.9 - Indien de Opdrachtgever twee weken na de levering van het Eindrapport de goederen die de Opdrachtgever aan TNO ter beschikking heeft gesteld (voor zover nog aanwezig) niet heeft opgehaald, staat het TNO vrij om passende maatregelen te nemen, waaronder vernietiging hiervan. De kosten van opslag, afvoer of vernietiging komen voor rekening van de Opdrachtgever. 5. GEHEIMHOUDING 5.1 - Gedurende twee jaar na de datum van de levering van het Eindrapport zal TNO de inhoud van het Eindrapport geheimhouden, uitgezonderd: a. TNO Achtergrond; b. door TNO ontwikkelde Voorgrond die een niet-beoogde uitkomst van de Opdracht betreft; c. voor enige uitkomst van de Opdracht door TNO gebruikte en/of ontwikkelde methoden en technieken; d. gebruik van de bevindingen van TNO in een niet tot de Opdrachtgever of de Opdracht te herleiden vorm. 5.2 - De (i) als geheim aangemerkte gegevens van de Partijen en (ii) de Bedrijfsgeheimen waarvan de Partijen bij de uitvoering van de Overeenkomst kennisnemen, zullen de Partijen geheimhouden, uitgezonderd: a. gegevens reeds in het bezit van de Partijen voordat de Partijen daarvan bij de uitvoering van de Overeenkomst kennisnemen; b. gegevens in het publieke domein, of gegevens die in het publieke domein worden opgenomen zonder dat dat de Partijen kan worden verweten; c. gegevens die de Partijen rechtmatig hebben verkregen van een derde of door eigen onderzoek zonder enig gebruik van geheime gegevens van de Partijen. TNO is niet langer verplicht tot geheimhouding indien: a. dat nodig is om misverstanden te corrigeren die zijn ontstaan doordat de Opdrachtgever enige uitkomst van de Opdracht bekend maakt; b. TNO ernstig gevaar voor personen, het milieu of objecten constateert; c. TNO krachtens een uitspraak van een rechter of publiekrechtelijk toezichtorgaan wordt verplicht informatie te verstrekken. Indien redelijkerwijs mogelijk zal TNO in overleg met de Opdrachtgever treden voordat TNO in dat geval informatie verstrekt. 5.3 - De geheimhoudingsverplichting (conform art. 5.2) ten aanzien van de als geheim aangemerkte gegevens geldt, tenzij anders overeengekomen in de Overeenkomst, tot vier (4) jaar na afloop van de Overeenkomst. De geheimhoudingsverplichting (conform art. 5.2) ten aanzien van Bedrijfsgeheimen geldt, tenzij anders overeengekomen in de Overeenkomst, onverkort na afloop van de Overeenkomst en is dus niet in duur beperkt. Algemene Voorwaarden voor opdrachten aan TNO 3 6. ACHTERGROND 6.1 - Alle rechten die de Opdrachtgever bezit of verkrijgt ten aanzien van Achtergrond van de Opdrachtgever blijven bij de Opdrachtgever berusten. Alle rechten die TNO bezit of verkrijgt ten aanzien van Achtergrond van TNO blijven bij TNO berusten. TNO mag te allen tijde haar Achtergrond zelf of door derden of ten behoeve van derden blijven gebruiken. 6.2 - TNO verkrijgt het recht om Achtergrond van de Opdrachtgever te gebruiken voor zover nodig voor de uitvoering van de Opdracht. 6.3 - Voor commercieel gebruik van Achtergrond van TNO (ook als deze deel uitmaakt van enige uitkomst van de Opdracht) is TNO’s voorafgaande, uitdrukkelijke, schriftelijke toestemming nodig. Hieraan kunnen nadere voorwaarden worden verbonden. 7. VOORGROND 7.1 - Indien de Opdrachtgever zelf in het kader van de Opdracht met TNO (delen van) Voorgrond tot stand heeft gebracht, dan komen de IE-rechten daarop aan de Opdrachtgever toe. Bepalend voor de omvang van de IE-rechten van de Opdrachtgever (of het exclusieve recht om deze te vestigen), is de schriftelijke documentatie met betrekking tot de Opdracht. Voorgrond die is gecreëerd door of namens TNO (ongeacht of deze een beoogde of niet-beoogde uitkomst van de Opdracht betreft of voor enige uitkomst van de Opdracht gebruikte en/of ontwikkelde methoden en technieken) komt toe aan TNO. 7.2 - De auteursrechten ten aanzien van een voorlopig, tussentijds en Eindrapport komen altijd onverkort toe aan TNO. 8. BESCHERMING VAN VOORGROND 8.1 - De Partij die het recht heeft (een deel van) Voorgrond te beschermen middels één of meer IE-rechten, zal de andere Partij informeren over de uitoefening van dat recht en de specifieke inhoud daarvan. TNO en de Opdrachtgever zullen elkaar de voor de vestiging van één of meer IE-rechten redelijkerwijs vereiste medewerking verlenen. TNO zal geen onderzoek verrichten naar de mogelijkheid om Voorgrond met IE-rechten te beschermen. 8.2 - Indien de Opdrachtgever het recht heeft (een deel van) Voorgrond te beschermen en van (verdere) bescherming daarvan afziet, informeert de Opdrachtgever TNO en stelt TNO in de gelegenheid (dat deel van) Voorgrond te beschermen of de bescherming voort te zetten, waarbij alle andere rechten uit de Overeenkomst over en weer (waaronder gebruiksrechten), onveranderd blijven. 8.3 - In geval de Opdrachtgever kennis neemt van een inbreuk op IE- rechten ten aanzien van Voorgrond van TNO en/of Achtergrond van TNO, zal de Opdrachtgever TNO hierover zo spoedig mogelijk informeren. 9. GEBRUIK VAN VOORGROND 9.1 - Vanaf de datum van levering door TNO van het Eindrapport aan de Opdrachtgever verkrijgt de Opdrachtgever het recht het TNO toekomende deel van Voorgrond binnen het toepassingsgebied van de Opdracht te gebruiken, behoudens de in art. 9 opgenomen beperkingen. Gedurende twee jaren vanaf de datum van levering van het Eindrapport, is dit gebruiksrecht exclusief, uitgezonderd eventueel hierin verwerkte en/of benodigde Achtergrond van TNO waarvoor Partijen een afzonderlijke gebruikslicentie overeen zullen komen. 9.2 - TNO mag te allen tijde door TNO ontwikkelde Voorgrond die een niet-beoogde uitkomst van de Opdracht betreft, of voor enige uitkomst van de Opdracht gebruikte en/of ontwikkelde methoden en technieken steeds zelf gebruiken of laten gebruiken door derden of ten behoeve van derden. 9.3 - TNO mag Voorgrond te allen tijde zelf gebruiken (als achtergrondkennis in ander onderzoek) en, na het verloop van de exclusiviteitsperiode als bedoeld in art. 9.1, deze Voorgrond tevens laten gebruiken door derden of ten behoeve van derden. 9.4 - TNO onderzoekt niet het bestaan van IE-rechten van derden op Voorgrond. 10. GEBRUIK VAN EEN EINDRAPPORT 10.1 - Een Eindrapport, alsmede een (eventuele) voorlopige of tussentijdse rapportage of latere toelichting hierop, is uitsluitend voor eigen gebruik door de Opdrachtgever. Voor ieder ander gebruik is de voorafgaande schriftelijke toestemming van TNO vereist, waaronder: a. verveelvoudiging of openbaarmaking door middel van druk, fotokopie, in elektronische vorm of op welke ander wijze dan ook, dan wel opslag in een informatiebestand; b. ter inzage geven aan anderen dan rechtstreeks belanghebbenden daaronder begrepen gebruik door of ten behoeve van derden; c. geheel of gedeeltelijk (laten) gebruiken ten behoeve van het instellen van claims of het voeren van gerechtelijke procedures; d. geheel of gedeeltelijk (laten) gebruiken voor reclame of antireclame doeleinden, inclusief maar niet beperkt tot publicatie in of gebruik ten behoeve van media, of ten behoeve van werving in meer algemene zin. Aan toestemming kan TNO nadere voorwaarden verbinden. In elk geval moet een ieder aan wie op basis van art. 10 het Eindrapport ter beschikking mag worden gesteld, het Eindrapport integraal kunnen beoordelen. 11. PRIJS EN BETALING 11.1 - Een in de Offerte genoemde of in de Overeenkomst overeengekomen ‘richtprijs’ geldt als een niet-bindende indicatie van de prijs voor de Opdracht, exclusief de door TNO (in overleg met de Opdrachtgever) gemaakte onkosten. De definitieve prijs voor de Opdracht (ook bij het ontbreken van een ‘richtprijs’) zal op basis van nacalculatie worden vastgesteld en in rekening worden gebracht. TNO is gerechtigd het nog niet gefactureerde deel van de prijs van de Opdracht telkens per 1 januari te indexeren overeenkomstig de jaarlijkse aanpassing van de bij TNO geldende tarieven. 11.2 - Als uitdrukkelijk in de Overeenkomst een 'vaste prijs' is overeengekomen, dan geldt deze prijs voor de Opdracht, exclusief de door TNO (in overleg met de Opdrachtgever) gemaakte onkosten. Indien de Opdracht - met instemming van de Opdrachtgever - wordt gewijzigd of uitgebreid, of TNO extra werkzaamheden heeft moeten verrichten omdat de Opdrachtgever bij het aangaan van de Overeenkomst TNO niet, of onvoldoende duidelijk heeft geïnformeerd omtrent zijn of haar wensen, eisen of randvoorwaarden, zal TNO de hiermee gepaard gaande extra kosten op basis van nacalculatie in rekening brengen en is de Opdrachtgever deze extra kosten verschuldigd. 11.3 - TNO heeft altijd het recht van de Opdrachtgever vooruitbetaling of tussentijdse betaling te verlangen. Algemene Voorwaarden voor opdrachten aan TNO 4 11.4 - Alle in de Offerte en/of de Overeenkomst vermelde bedragen zijn exclusief BTW, tenzij anders is vermeld. 11.5 - De Opdrachtgever dient een TNO-factuur binnen dertig (30) dagen na de verzenddatum van de factuur te betalen. Verrekening door de Opdrachtgever is niet toegestaan. Indien de Opdrachtgever deze termijn overschrijdt, is de Opdrachtgever eveneens de wettelijke rente voor handelstransacties en alle redelijke kosten die TNO moet maken om betaling van haar factuur te verkrijgen, verschuldigd. TNO behoudt het eigendom voor op roerende en onroerende zaken, danwel andersoortige goederen die TNO de Opdrachtgever heeft geleverd of zal leveren totdat de betreffende TNO-factuur (en eventuele wettelijke handelsrente en incassokosten) volledig is betaald. Verkrijging van IE-rechten op (delen van) de uitkomst van de Opdracht geschiedt pas nadat de prijs als bedoeld in art. 11 volledig is betaald door de Opdrachtgever. 12. NIET-NAKOMING 12.1 - Als een tekortschietende Partij onder de Overeenkomst ook na verloop van een gestelde redelijke termijn haar verplichtingen niet nakomt, dan is de andere Partij, met inachtneming van het bepaalde in art. 14.1, niet meer verplicht haar (resterende) verplichtingen uit de Overeenkomst na te komen en mag zij de Overeenkomst beëindigen. 12.2 - De Opdrachtgever dient eventuele aanspraken jegens TNO zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen één jaar na de datum van de levering van het Eindrapport, onderbouwd en schriftelijk aan TNO kenbaar te maken. Aanspraken die nadien worden ingesteld, komen automatisch te vervallen. 13. AANSPRAKELIJKHEID 13.1 - TNO is slechts aansprakelijk voor directe schade die het recht- streekse gevolg is van een aan TNO toerekenbare tekortkoming in de uitvoering van haar verplichtingen onder de Overeenkomst. De totale aansprakelijkheid van TNO in verband met welke rechtsgrond dan ook, is (cumulatief) beperkt tot het bedrag dat TNO krachtens art. 11 van deze Algemene Voorwaarden heeft ontvangen van de Opdrachtgever. 13.2 - TNO is voorts niet aansprakelijk voor schade die de Opdrachtgever lijdt: a. als gevolg van toepassing of gebruik van enige uitkomst van de Opdracht; b. als gevolg van het feit dat enige uitkomst van de Opdracht niet voor bescherming via één of meer IE-rechten in aanmerking komt of doordat bij toepassing of gebruik van enige uitkomst van de Opdracht inbreuk wordt gemaakt op rechten van derden; c. die het gevolg is van gebreken van goederen die aan TNO zijn geleverd, waaronder begrepen programmatuur, die door TNO is of zijn (door)geleverd aan de Opdrachtgever, tenzij, en voor zover, de leverancier van TNO de schade aan TNO integraal heeft vergoed. 13.3 - De aansprakelijkheidsbeperkingen zoals opgenomen in art. 13.1 en art. 13.2 gelden niet, indien en voor zover de aansprakelijkheid het gevolg is van opzet of bewuste roekeloosheid van TNO. 13.4 - De Opdrachtgever zal TNO volledig vrijwaren van aanspraken van derden voor schade die voortvloeit uit toepassing of het gebruik van enige uitkomst van de Opdracht door de Opdrachtgever of door een derde aan wie de Opdrachtgever deze uitkomst ter beschikking heeft gesteld, tenzij de betrokken uitkomst het gevolg is van opzet of grove schuld van TNO. 13.5 - TNO is niet gebonden aan bedingen van de Opdrachtgever (uit de Overeenkomst of anderszins) met als oogmerk de aansprakelijkheid van de Opdrachtgever geheel of gedeeltelijk te beperken. 14. DUUR EN BEËINDIGING 14.1 - Een Overeenkomst wordt aangegaan voor onbepaalde tijd en eindigt met het opleveren van het Eindrapport en de volledige betaling van de prijs als bedoeld in art. 11. De Overeenkomst eindigt van rechtswege met onmiddellijke ingang en zonder enige verplichting tot schadevergoeding van TNO indien: a. de Opdrachtgever in staat van faillissement wordt verklaard dan wel een verzoek daartoe wordt ingediend; b. de Opdrachtgever (voorlopige) surseance van betaling wordt verleend dan wel een verzoek daartoe wordt ingediend; c. de onderneming van de Opdrachtgever wordt geliquideerd, of; d. conservatoir of executoriaal beslag wordt gelegd op een substantieel gedeelte van de roerende of onroerende zaken dan wel andersoortige goederen van de Opdrachtgever. Indien het Eindrapport niet is opgeleverd, wordt bij beëindiging van de Overeenkomst krachtens dit art. 14.1 of krachtens art. 12.1 de datum van beëindiging van de Overeenkomst gelijkgesteld met de datum van de levering van het Eindrapport. 14.2 - De Opdrachtgever heeft in geval van tussentijdse beëindiging geen recht een voorlopige of tussentijdse uitkomst van de Opdracht te gebruiken, noch voor zichzelf, noch door derden of ten behoeve van derden. Indien de Partijen niettemin schriftelijk overeenkomen dat de Opdrachtgever IE-rechten verkrijgt op een voorlopige of tussentijdse uitkomst van de Opdracht, gaan deze IE-rechten pas over na volledige betaling door de Opdrachtgever van het door TNO naar redelijkheid vast te stellen deel van de prijs als bedoeld in art. 11. 15. OVERMACHT 15.1 - TNO is niet aansprakelijk voor enig verzuim of enige vertraging in de uitvoering van de Overeenkomst indien het verzuim of de vertraging te wijten is aan overmacht zoals gedefinieerd in (i) art. 15.2 en/of (ii) de wet of jurisprudentie. Indien zich een verzuim of vertraging voordoet zoals hiervoor bedoeld, wordt de uitvoering van het relevante deel of de relevante delen van de Overeenkomst opgeschort zolang het betreffende verzuim voortduurt, waarbij er evenwel voor TNO geen aansprakelijkheid jegens de Opdrachtgever ontstaat voor eventuele daaruit voortvloeiende schade. 15.2 - Onder overmacht wordt verstaan omstandigheden buiten de wil en het toedoen van TNO die van dien aard zijn dat naleving of verdere naleving van de Overeenkomst redelijkerwijze niet van haar kan worden verlangd. Onder overmacht wordt in ieder geval, doch niet uitsluitend, verstaan: (i) zodanig ziekteverzuim van personeel van TNO dat de uitvoering van de Overeenkomst ernstig wordt belemmerd (ii) overmacht bij een door TNO ingeschakelde derde (iii) technische storingen (iv) in-, uit- en/of doorvoerverboden (v) bedrijfs‐, verkeers‐ en/of transportstoringen (vi) gewijzigde overheidsmaatregelen (vii) epidemie en pandemie (viii) extreme weersomstandigheden en (ix) brand. 15.3 - Indien de situatie van overmacht blijft bestaan gedurende een periode van drie (3) achtereenvolgende maanden, heeft TNO het recht om de Overeenkomst geheel of gedeeltelijk te ontbinden, zonder dat daardoor enige aansprakelijkheid jegens de Opdrachtgever ontstaat. Algemene Voorwaarden voor opdrachten aan TNO 5 16. PERSOONSGEGEVENS 16.1 - Begrippen die in de Algemene Verordening Gegevensbescherming (EU) 2016/679 ("AVG") zijn gedefinieerd, hebben in dit artikel dezelfde betekenis als in de AVG. 16.2 - Indien TNO in het kader van de Overeenkomst persoonsgegevens verwerkt en daarvoor de doeleinden en middelen bepaalt, is TNO verwerkingsverantwoordelijke in de zin van de AVG. 16.3 - Wanneer een inbreuk in verband met persoonsgegevens - die worden verwerkt in het kader van de Overeenkomst - heeft plaatsgevonden, stellen de Partijen elkaar daarvan zonder onredelijke vertraging op de hoogte. De Partijen overleggen voor zover mogelijk met elkaar voorafgaand aan het doen van eventuele meldingen hiervan aan een toezichthoudende autoriteit en betrokkenen. 16.4 - De Partijen stellen elkaar zonder onredelijke vertraging op de hoogte van een onderzoek van een toezichthoudende autoriteit in verband met persoonsgegevens die worden verwerkt in het kader van de Overeenkomst. 17. FORUM- EN RECHTSKEUZE 17.1 - Op alle Offertes en Overeenkomsten en deze Algemene Voorwaarden is Nederlands recht van toepassing. 17.2 - Bij een geschil tussen de Partijen over de Offerte of de Overeenkomst (of daarmee samenhangende overeenkomsten) die de Partijen niet in der minne kunnen oplossen, wordt dit geschil exclusief voorgelegd aan de bevoegde rechter te Den Haag. 18. DIVERSEN 18.1 - Als de Overeenkomst op enigerlei wijze eindigt, blijven de bepalingen gelden die de strekking hebben ook na het einde van de Overeenkomst van kracht te blijven, zoals de bepalingen betreffende aansprakelijkheid, gebruiksrechten, geheimhouding en rechts- en forumkeuze. 18.2 - Indien enige bepaling van de Algemene Voorwaarden ongeldig wordt bevonden, tast dit niet de geldigheid van de gehele Algemene Voorwaarden aan.
26 juni 2024207.78 KBHoort bij dossier Woo-verzoek, Stop Afvalwater Schoonebeek 23 april 2023
Download PDF
PDF20220523_iv-1-concept_verslag_pho_aarnink_20220509_passage_geredigeerd.pdf
26 juni 202452.97 KBHoort bij dossier Woo-verzoek, Stop Afvalwater Schoonebeek 23 april 2023
Download PDF
1...103...177