P r o j e c t g e r e l a t e e r d
27 januari 2023 M.E.R.-BEOORDELING WATERINJECTIE
SCHOONEBEEK
BF5299-IB-RP-230127 ii
P r o j e c t g e r e l a t e e r d
27 januari 2023 M.E.R.-BEOORDELING WATERINJECTIE
SCHOONEBEEK
BF5299-IB-RP-230127 iii
Inhoud
1 Inleiding 1
1.1 Aanleiding en voornemen 1
1.2 Waarom een m.e.r.-beoordeling? 4
1.3 Leeswijzer 6
2 Motivering van het project 7
2.1 Voorgeschiedenis 7
2.2 Opgaven voor de korte en lange termijn 8
3 Plaats en huidige situatie van het project 10
3.1 Ligging plangebied 10
3.2 Huidige verwerking injectiewater 10
3.3 Gebiedskenmerken 10
3.4 Beschrijving Schoonebeek Gasveld 13
4 Kenmerken van het project 17
4.1 Voorgenomen activiteit 17
4.2 Wijze van uitvoeren 17
4.3 Boren van nieuwe putten 21
4.4 Samenstelling van het te injecteren water 22
5 Milieueffecten 25
5.1 Bodemkwaliteit 26
5.2 Water 29
5.3 Natuur 32
5.4 Archeologie 38
5.5 Landschap 40
5.6 Geluid 41
5.7 Lucht 47
5.8 Verkeer 49
5.9 Energie 51
5.10 Afvalstoffen 52
5.11 Externe veiligheid 53
5.12 Cumulatie met andere projecten 55
6 Risico’s en maatregelen bij onvoorziene gebeurtenissen 56
6.1 Risico op lekkage 56
P r o j e c t g e r e l a t e e r d
27 januari 2023 M.E.R.-BEOORDELING WATERINJECTIE
SCHOONEBEEK
BF5299-IB-RP-230127 iv
6.2 Risico op bodemdaling 58
6.3 Risico op aardbevingen 59
6.4 Risico op oplossen zoutlagen 61
6.5 Mogelijke milieueffecten van risico’s 64
7 Samenvatting en conclusies m.e.r.-beoordeling 65
7.1 Samenvatting 65
7.2 Conclusie 67
7.3 Vervolgonderzoek 68
Referenties 69
Bijlagen
Bijlage 1: Situatiekaart Schoonebeek-313, Schoonebeek-580, Schoonebeek-447, NAM, 2022
Bijlage 2: Natuurtoets Leidingtracés project waterinjectie omgeving Schoonebeek, Toetsing Wet
natuurbescherming en NNN, Antea Group, 18 oktober 2022
Bijlage 3: Stikstofdepositie-onderzoek, NAM Schoonebeek Waterinjectie, Antea Group, 3 oktober 2022
Bijlage 4: Antea Group Archeologie 2022/165, Bureauonderzoek leidingtracés project waterinjectie
omgeving Schoonebeek Gemeente Coevorden, Antea Group, 31 augustus 2022
Bijlage 5: Antea Group Archeologie 2022/166, Bureauonderzoek leidingtracés project waterinjectie
omgeving Schoonebeek Gemeente Emmen, Antea Group, 31 augustus 2022
P r o j e c t g e r e l a t e e r d
27 januari 2023 M.E.R.-BEOORDELING WATERINJECTIE
SCHOONEBEEK
BF5299-IB-RP-230127 2
toegevoegd op verschillende locaties in het olieproductieproces. Drie ervan zijn nodig om de leidingen
tegen corrosie te beschermen. De vierde is nodig om de olie beter van het water te kunnen scheiden.
Door de samenstelling van het productiewater is het niet toegestaan om dit direct op het oppervlaktewater
te lozen. Het is wel mogelijk om het productiewater terug te brengen in de diepe ondergrond. In dat geval
wordt gesproken over injectiewater. Dit kan bijvoorbeeld in lege gasvelden. Op basis van de
milieueffecten, risico’s en kosten is in het milieueffectrapport voor de herontwikkeling van oliewinning
Schoonebeek3 in 2006 geconcludeerd dat injectie in leeg geproduceerde gasvelden de beste keuze is
voor de verwerking van het injectiewater, mits dit veilig kan plaatsvinden. Deze conclusie is opnieuw
bevestigd in de verplichte her-evaluaties voor de verwerking van injectiewater in 20161 en 20222.
De bij Schoonebeek gelegen gasvelden bevatten bij de herstart van de oliewinning in 2011 nog veel
winbaar gas. Waterinjectie in de gasvelden bij Schoonebeek zou betekenen dat dit aardgas niet meer
gewonnen zou kunnen worden, wat economisch niet verantwoord was. Toen is gezocht naar een tijdelijk
alternatief en dat werden de lege gasvelden in Twente. De gasvelden Tubbergen, Tubbergen-Mander en
Rossum-Weerselo waren in 2009 gestopt met produceren en na onderzoek geschikt bevonden voor
waterinjectie. Aldus werd het injectiewater via bestaande leidingen van Schoonebeek naar Twente
gebracht en daar geïnjecteerd met behulp van waterinjectiepompen.
Het verplaatsen van de waterinjectie naar Drenthe is altijd in beeld gewest, voor wanneer de capaciteit
van de Twente-velden niet meer voldoende zou zijn en/of de gasvelden in Drenthe voldoende leeg
zouden zijn. Gedacht werd dat dit ongeveer 10 jaar na de start van de waterinjectie in Twente aan de orde
zou zijn. Die is gestart in 2011, dus dit loopt redelijk in lijn met de verwachting van destijds.
Voornemen
NAM is voornemens om de twee bestaande mijnbouwlocaties SCH-447 en SCH-313 te
hergebruiken voor de productiewaterverwerking van het olieveld Schoonebeek. Hiervoor zullen
per locatie twee nieuwe putten worden geboord en twee pompskids worden geplaatst. Mocht in de
toekomst blijken dat de totaal benodigde injectiecapaciteit niet gerealiseerd kan worden op deze
twee locaties, dan kunnen optioneel twee extra putten geboord worden vanaf de bestaande locatie
SCH-580. Deze m.e.r.-beoordelingsnotitie beschrijft de effecten van alle drie locaties inclusief
bijbehorende infrastructuur.
De opgave is te komen tot vier injectieputten in het Schoonebeek gasveld. De kaart in Figuur 1-1 geeft het
Schoonebeek gasveld met de bestaande winlocaties, OBI en injectiewaterleiding weer. De bestaande
injectiewaterleiding zal het injectiewater naar de locaties vervoeren waar het water in het Schoonebeek
gasveld wordt geïnjecteerd. Locaties SCH-313 en SCH-447 kunnen rechtstreeks worden aangesloten op
de injectiewaterleiding die vlak langs deze locaties loopt. Eventuele aansluiting van locatie SCH-580 zal
plaatsvinden via een nieuw aan te leggen ondergrondse leiding tussen SCH-447 en SCH-580.
3 Royal Haskoning, 2005, MER Herontwikkeling Olieveld Schoonebeek
P r o j e c t g e r e l a t e e r d
27 januari 2023 M.E.R.-BEOORDELING WATERINJECTIE
SCHOONEBEEK
BF5299-IB-RP-230127 4
1.2 Waarom een m.e.r.-beoordeling?
Om het milieubelang volwaardig te kunnen meenemen in de besluitvorming over activiteiten die mogelijk
nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben, moet in Nederland soms een milieueffectrapportage
(m.e.r.) procedure4 worden doorlopen. In de Wet milieubeheer en het Besluit m.e.r. is aangegeven voor
welke activiteiten dat geldt. Voor de locaties SCH-313, SCH-447 en SCH-580 zijn voor waterinjectie
activiteiten aangepaste of nieuwe omgevingsvergunningen nodig. Voor de locaties SCH-447 en SCH-580
geldt dat ze in het verleden al gebruikt zijn als waterinjectielocaties en biedt het vigerende
bestemmingsplan nog steeds de mogelijkheid.
Voor de voorgenomen activiteiten is op grond van verschillende categorieën van het Besluit m.e.r. sprake
van een m.e.r.-beoordelingsplicht. Het gaat om de categorieën D17.2, D18.3 en D15.2 zoals aangegeven
in Tabel 1-2. Dat betekent dat men moet controleren of er belangrijke nadelige milieugevolgen zijn die
aanleiding geven voor een volledige m.e.r.:
• Nieuwe boringen zijn m.e.r.-beoordelingsplichtig, onder categorie D17.2.
• Het inrichten van de waterinjectielocaties is m.e.r.-beoordelingsplichtig op grond van categorie D18.3.
Het injectiewater valt onder de categorie “niet-gevaarlijke afvalstoffen” en per locatie zal meer dan
100 m3 per dag geïnjecteerd worden, zodat de inrichting boven de capaciteit van 100 ton per dag
uitkomt.
• Voor een grondwateronttrekking geldt een m.e.r.-beoordelingsplicht onder categorie D15.2. Bij de
aanleg van de nieuwe leidingen wordt bemaling toegepast. Daarbij wordt grondwater onttrokken.
Omdat het gaat om een debiet onder de drempelwaarde van 1,5 miljoen m3 per jaar is een vormvrije
m.e.r.-beoordeling van toepassing.
Op basis van de m.e.r.-beoordeling moet bevoegd gezag, zijnde het Ministerie van Economische Zaken
en Klimaat, bepalen of er sprake is van ‘belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu’, die het doorlopen
van de m.e.r.-procedure noodzakelijk maken. Hierbij moet getoetst worden aan de richtlijnen in bijlage III
van de Europese Richtlijn milieueffectrapportage met de volgende drie criteria:
1. Kenmerken van de activiteit
2. Plaats van de activiteit
3. Kenmerken van het potentiële effect
4 Met m.e.r. wordt de procedure van de milieueffectrapportage bedoeld en met MER wordt gerefereerd aan het milieueffectrapport
P r o j e c t g e r e l a t e e r d
27 januari 2023 M.E.R.-BEOORDELING WATERINJECTIE
SCHOONEBEEK
BF5299-IB-RP-230127 6
Deze omstandigheden leiden ertoe dat op lange termijn de mogelijkheden van waterinjectie in de
Twentevelden beperkt zijn ten opzichte van de oorspronkelijke opzet. In de Herafweging 20161 waren al
meerdere gasvelden in Drenthe als alternatief in beeld gebracht. Inmiddels is er voldoende capaciteit
beschikbaar in het Schoonebeek gasveld nabij Schoonebeek, zodat de andere opties uit de Herafweging
2022 niet zijn meegewogen.
Met de Herafweging 2022 is inmiddels zoveel aanvullende informatie beschikbaar gekomen en heeft
zoveel afstemming plaatsgevonden met de (lokale) belanghebbenden, dat NAM in plaats van het
vrijwillige MER nu volstaat met de formeel benodigde m.e.r.-beoordelingsprocedure. Samen met het
gebiedsproces leidt dit tot een compacte procedure, waarbij de formele vergunningenprocedure onverkort
gevolgd wordt.
1.3 Leeswijzer
De m.e.r.-beoordeling toetst of de waterinjectie in lijn is met de inhoudelijke vereisten zoals beschreven in
bijlage III van de Europese richtlijn m.e.r. Hoofdstuk 2 geeft een motivering voor het project. Hoofdstuk 3
beschrijft de ligging van het plangebied, het huidig gebruik en de gebiedskenmerken. Hoofdstuk 4 geeft de
kenmerken van het project en de werkzaamheden voor de aanleg. Hoofdstuk 5 beschrijft de potentiële
milieueffecten van de voorgenomen activiteit. Hoofdstuk 6 gaat in op de risico’s bij onvoorziene
gebeurtenissen. Ten slotte beschrijft Hoofdstuk 7 de conclusies van de m.e.r.-beoordeling.
P r o j e c t g e r e l a t e e r d
27 januari 2023 M.E.R.-BEOORDELING WATERINJECTIE
SCHOONEBEEK
BF5299-IB-RP-230127 7
2 Motivering van het project
2.1 Voorgeschiedenis
Een groot deel van de olie in Nederland bevindt zich in het Schoonebeek-veld in Drenthe. In 1947 werd de
eerste olie uit dit veld gewonnen. In 1996 is de olieproductie om economische redenen gestopt. Met de
toenmalige technieken kon de NAM de stroperige olie niet meer rendabel winnen. Maar door de komst
van innovatieve technieken kon in 2011 de oliewinning in Schoonebeek worden hervat. Door stoom in de
ondergrond te brengen, wordt de olie meer vloeibaar en kan de olie makkelijker worden opgepompt. De
NAM levert de ruwe aardolie aan een raffinaderij in Lingen in Duitsland.
In het MER voor de Herontwikkeling Oliewinning Schoonebeek3 in 2006 zijn de mogelijke
verwerkingsalternatieven voor injectiewater vergeleken. Op basis van de milieueffecten, risico’s en kosten
is toen geconcludeerd dat injectie in leeg geproduceerde gasvelden de beste keuze is voor de verwerking
van het injectiewater. In de nabijheid van Schoonebeek waren indertijd de gasvelden nog in productie.
Daarom is toen gekozen voor transport van injectiewater naar leeg geproduceerde gasvelden in Twente.
Sinds begin 2011 transporteert de NAM het injectiewater vanaf oliewinning Schoonebeek met de
injectiewaterleiding naar Twente. In Twente wordt het injectiewater in leeg geproduceerde gasvelden
geïnjecteerd.
Bij waterinjectie in Twente heeft NAM zoveel mogelijk gebruik gemaakt van bestaande leidingen en
putten. In april 2015 is in de injectiewaterleiding nabij Hardenberg een lek ontdekt. Het lek betrof een klein
gat (enkele mm) in de leiding waarbij injectiewater in de omgeving van de lekkage in de bodem en op het
maaiveld is gekomen. De injectiewaterleiding bleek van binnenuit aangetast door bacteriële corrosie. Dit
lek heeft geleid tot het tijdelijk stopzetten van de waterinjectie, sanering van de bodem en vervanging van
corrosiegevoelige koolstofstalen materialen door corrosiebestendige materialen. Er is een buis-in-buis
constructie toegepast, waardoor de diameter van de injectiewaterleiding is verkleind. Ook zijn er enkele
aftakkingen buiten gebruik gesteld en leidingen op locaties zijn vervangen door corrosiebestendig
materiaal. De olieproductie en waterinjectie zijn in september 2016 weer opgestart, in beperkte vorm door
de capaciteitsbeperkingen van de injectiewaterleiding.
De afgelopen jaren zijn diverse putten en leidingen technisch niet geschikt bevonden om te blijven
gebruiken. Uit voorzorg heeft NAM deze buiten gebruik gesteld. Bij deze putten en leidingen is geen
lekkage naar de biosfeer opgetreden. Door de afname van het aantal injectieputten draait de olieproductie
in Schoonebeek op ongeveer halve capaciteit.
De bevindingen van de Herafweging 2022 laten zien dat waterinjectie in Twente steeds meer
capaciteitsbeperkingen met zich meebrengt. Het laat ook zien dat NAM inmiddels goede alternatieven
nabij Schoonebeek heeft voor de injectie van injectiewater. Dat komt omdat het Schoonebeek gasveld
inmiddels grotendeels is leeg geproduceerd. In het Schoonebeek gasveld is voldoende capaciteit
beschikbaar gekomen voor waterinjectie van oliewinning Schoonebeek.
Ondanks de opgetreden materiaalproblemen in Twente, worden in de Herafweging 2022 de risico’s van
waterinjectie nog steeds als minimaal en acceptabel aangemerkt. Zodoende wordt waterinjectie gezien als
de beste verwerkingsoptie van injectiewater mits, geologisch verantwoord en met extra zorg voor de
gebruikte materialen. Dit is in lijn met de in juni 2019 door de EU vastgestelde Best Beschikbare
Techniek5 voor de verwerking van injectiewater.
5 Best Available Techniques Guidance Document on upstream hydrocarbon exploration and production
Final Guidance Document - Contract No. 070201/2015/706065/SER/ENV.F.1
P r o j e c t g e r e l a t e e r d
27 januari 2023 M.E.R.-BEOORDELING WATERINJECTIE
SCHOONEBEEK
BF5299-IB-RP-230127 8
Naast de capaciteitsbeperkingen die NAM ondervindt bij de waterinjectie Twente, heeft de
Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat de (politieke) wens uitgesproken om te stoppen met
waterinjectie in Twente en de verwerking van injectiewater in de regio Schoonebeek uit te voeren6. Dit is
mede gebaseerd op de onrust in de Twente-regio de afgelopen jaren.
Waarom nog oliewinning?
CE-Delft heeft in opdracht van het Ministerie van EZK en TNO de waarde van oliewinning Schoonebeek
voor de Nederlandse economie in beeld gebracht ten opzichte van het stopzetten van de oliewinning. Het
onderzoek is uitgevoerd met een Maatschappelijke Kosten-Baten Analyse (MKBA)7. De conclusie is dat
oliewinning een belangrijke bijdrage levert aan de welvaart van Nederland.
De beweging naar fossielvrije energie is in gang gezet en dit betekent een afbouw van het gebruik van
kolen, aardolie en aardgas. Echter deze afbouw gaat geleidelijk. De reden hiervoor is dat voor veel
producten nog geen fossielvrije alternatieven zijn. Olie wordt bijvoorbeeld gebruikt voor producten als
diesel, kerosine, stookolie, smeerolie, teer, benzine en LPG. Maar aardolie is ook een grondstof voor
kunststoffen en medicijnen. De huidige geopolitieke situatie laat zien hoe kwetsbaar de
energievoorziening in Noordwest-Europa is en dat het waardevol is om eigen winningsmogelijkheden voor
olie en gas te hebben. Daarnaast zijn bij de productie en verwerking van gas en olie uit Schoonebeek
regionaal en vlak over de Duitse grens vele partijen betrokken, wat een positieve impact heeft op de
regionale economie en de werkgelegenheid.
2.2 Opgaven voor de korte en lange termijn
Korte en langere termijn mogelijkheden
NAM heeft de afgelopen jaren verschillende opties overwogen. Vanuit technisch oogpunt is de gefaseerde
inzet van het gasveld Schoonebeek voor de injectie van injectiewater vanaf 2023 mogelijk. Op korte
termijn onderzoekt NAM de mogelijkheden om de bestaande beperkte waterinjectie in de Twentevelden
van ongeveer 3.000 m3 per dag te vervangen door waterinjectie in het Schoonebeek gasveld. NAM
onderzoekt de mogelijkheid om in de toekomst te komen tot optimale oliewinning waarbij ongeveer 6.500
m3 injectiewater per dag kan worden verwerkt door het boren van aanvullende putten.
Aanvullend onderzoek Drenthe
Ter onderbouwing van de omgevingsvergunningaanvragen wordt het “Onderzoek Oliewinning
Schoonebeek” opgesteld met daarin een afweging van de verwerkingsmogelijkheden voor het
productiewater in de omgeving van Schoonebeek en een onderzoek naar het beperken van het
energiegebruik en de CO2- en stikstofemissie, het gebruik van mijnbouwhulpstoffen en het watergebruik.
De resultaten van het Onderzoek Oliewinning Schoonebeek worden overgenomen in de
vergunningaanvragen.
6 Kamerbrief Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, 19 mei 2022, Toezeggingen interpellatiedebat over opschorting
waterinjectie (12 april 2022), kenmerk DGKE-WO / 22172353
7 Maaschappelijke Kosten Baten Analyse Oliewinning Schoonebeek, oktober 2022,
https://www.tweedekamer.nl/kamerstukken/brieven_regering/detail?did=2022D53274&id=2022Z24797
P r o j e c t g e r e l a t e e r d
27 januari 2023 M.E.R.-BEOORDELING WATERINJECTIE
SCHOONEBEEK
BF5299-IB-RP-230127 9
Gefaseerde opbouw van waterinjectiefaciliteiten
Er is sprake van een gefaseerde aanpak. De fasering is gebaseerd op de verwachting dat op locatie
SCH-447 op relatief korte termijn (medio 2023/2024) de waterinjectie in Drenthe worden gestart.
Vervolgens worden op iets langere termijn de waterinjectie uitgebreid (medio 2024/2025).
Fase 1: Hergebruik locatie SCH-447
• Planning 2023
• Boren 2 nieuwe injectieputten met 2 skids middels elektrisch aangedreven boortoren
• Aansluiting op bestaande injectiewatertransportleiding PGL000697
• Aansluiting op 10kV stroomnetwerk NAM Schoonebeek
• Voortzetting huidige gasproductie uit bestaande putten
Fase 2: Hergebruik locatie SCH-313
• Planning 2024
• Boren 2 nieuwe injectieputten met 2 skids middels elektrisch aangedreven boortoren
• Aansluiting op bestaande injectiewatertransportleiding PGL000697
• Aansluiting op 10kV stroomnetwerk NAM Schoonebeek
• Voortzetting huidige gasproductie uit bestaande putten
Fase 3: Hergebruik locatie SCH-580 (optioneel)
• Planning 2024 of later
• Boren 2 nieuwe injectieputten met 2 skids middels elektrisch aangedreven boortoren
• Aansluiting op bestaande injectiewatertransportleiding PGL000697
• Aansluiting op 10kV stroomnetwerk NAM Schoonebeek
P r o j e c t g e r e l a t e e r d
27 januari 2023 M.E.R.-BEOORDELING WATERINJECTIE
SCHOONEBEEK
BF5299-IB-RP-230127 10
3 Plaats en huidige situatie van het project
3.1 Ligging plangebied
Het plangebied ligt in de zuidoost regio van de provincie Drenthe, aan de zuidzijde begrenst door het
Schoonebekerdiep, wat de grens tussen Nederland en Duitsland vormt. Het plangebied is weergegeven
op de kaart in Figuur 1-1. In het gebied is al jarenlang olie- en gasproductie aanwezig, met zichtbare
locaties, putten en leidingen. Het gebied vormt een inundatiegebied in het geval van hoge afvoer van het
Schoonebekerdiep. Het is een landelijk gebied met enkele woonkernen, zowel in het oostelijk gebied dat
onder de gemeente Emmen valt, als in het westelijk deel dat onder de gemeente Coevorden valt.
3.2 Huidige verwerking injectiewater
In de huidige situatie vindt verwerking van injectiewater van de olie- en gaswinning plaats in Drenthe en in
Twente. In Twente vindt waterinjectie plaats ten behoeve van de oliewinning Schoonebeek. De
waterinjectie op locatie SCH-447 in Drenthe is ten behoeve van de gaswinning van omliggende gasvelden
in Drenthe en Overijssel.
Injectiewater oliewinning Schoonebeek
Op dit moment wordt het injectiewater naar leeg geproduceerde gasvelden in Twente gevoerd met de
injectiewaterleiding. Door de beperkte doorvoercapaciteit van de in 2016 aangelegde kunststof leiding
tussen Coevorden en Rossum draait de oliewinning op halve kracht. Er wordt dagelijks ongeveer 3.000 m3
injectiewater afgevoerd. De injectiewaterleiding naar Twente loopt ondergronds vlak langs de locaties
SCH-447 en SCH-313.
Injectiewater gaswinning
Bij de gaswinning van diverse gasvelden in Overijssel en Drenthe wordt ook formatiewater
mee-geproduceerd. Formatiewater is water dat van nature voorkomt in het gasveld en dat met de
gaswinning mee om hoog komt. Het gaat om minder dan 100 m3 per dag. Het injectiewater afkomstig van
gaswinningen uit de regio wordt geïnjecteerd via de waterinjectieput SCH-597 op locatie SCH-447 in een
deel van het gasveld Schoonebeek.
3.3 Gebiedskenmerken
Het voornemen bevindt zich in de gemeenten Coevorden en Emmen. Het landgebruik in de omgeving is
voornamelijk grasland, akkerbouw en bosgebied met verspreid liggende bebouwing. De
hoofdontsluitingswegen zijn de A37, de N377 en de N34 en de grotere watergangen zijn het kanaal
Coevorden-Zwinderen en het Loodiep.
Natura 2000-gebieden
In de buurt van het project liggen de Natura 2000-gebieden Bargerveen ten zuidoosten van Emmen en
Mantingerzand en Dwingelderveld ten noorden van Hoogeveen. In deze Natura 2000-gebieden is sprake
van stikstofoverbelasting voor een aantal stikstofgevoelige habitattypen en soorten waarvoor
herstelmaatregelen worden uitgevoerd. Ook liggen er verschillende gebieden van het Natuurnetwerk
Nederland (voorheen EHS) in de buurt van het project.
P r o j e c t g e r e l a t e e r d
27 januari 2023 M.E.R.-BEOORDELING WATERINJECTIE
SCHOONEBEEK
BF5299-IB-RP-230127 14
Afdekkende lagen
Boven het Zechstein bevinden zich ongeveer 1.500 m kleisteen, siltsteen, zout, kalksteen en mergelsteen
van de Trias (Bontzandsteen, Muschelkalk en Keuper). Hierop volgen de Altena en Niedersachsen,
behorend tot de Onder- en Boven-Jura en bestaand uit Kleisteen (Altena) en een compositie van kleisteen
met zand en kalk/mergelsteen banken (Niedersachsen), samen met een gemiddelde dikte van ongeveer
450 m. De Jura wordt opgevolgd door Onder- en Boven-Krijt met aan de basis de Bentheim Zandsteen,
die het Schoonebeek Oliereservoir vormt (ongeveer 30 m dikte) gevolgd door klei en mergelsteen van het
Onder Krijt en kalksteen (krijtsteen) van het Boven-Krijt (totale dikte ongeveer 450-850 m). Het Krijt is
overdekt door ongeveer 400 m dikke kleisteen en zanden uit het Tertiair.
Breuken
Breuken op reservoirniveau kunnen lokaal contact tussen reservoir en het bovenliggende zout (het
Zechstein 2 zout) veroorzaken, afhankelijk van de verzet-richting van een dergelijke breuk (reservoir
contact met de massieve onderliggende en zeer slecht oplosbare Zechstein 1 anhydriet is ook mogelijk).
Het oppervlak waar zout in contact is met het reservoir is relatief klein en zout vormt bovendien een
impermeabele grens voor geïnjecteerd water, waardoor oplossingsverschijnselen in slechts zeer beperkte
mate kunnen worden verwacht. Het massieve Zechstein 2 zout boven het reservoir voorkomt dat er
breuken kunnen bestaan, die een verbinding tussen het reservoir en de oppervlakte (maaiveld) kunnen
veroorzaken. Een grote Oost-West breuk verdeelt het reservoir in een opgeschoven noordelijk en
afgeschoven zuidelijk blok. Dit zuidelijke blok strekt zich uit over de grens in Duitsland. Grofweg driekwart
van het reservoir volume bevindt zich in het noordelijke blok.
Putten
Het Schoonebeek gasveld werd ontdekt in 1957 met het boren van de put SCH313, een put die werd
geboord als onderdeel van het Schoonebeek olieveld. In totaal zijn 10 putten geboord op 4 locaties, de
overige putten zijn geboord tussen 1968 en 1995. Vier van deze putten hebben één of meerdere
sidetracks. Momenteel telt het Schoonebeek gasveld 4 gasproductieputten, 1 waterinjectieput, 3
geabandonneerde putten en 2 gesuspendeerde putten. Hieronder bevindt zich de SIM well-put, een put
die in het verleden werd gebruikt voor trainingsdoeleinden.
Figuur 3-5. Reservoir kaart met de reservoirlocaties van de putten als cirkels waarbij de producerende gasputten in geel, de
gesuspendeerde putten in grijs, de geabandonneerde putten in zwart en de huidige waterinjectieput in blauw zijn aangegeven. De
wellsites zijn gemarkeerd als roze vierkanten. Wellsite namen in roze, put namen in zwart.
P r o j e c t g e r e l a t e e r d
27 januari 2023 M.E.R.-BEOORDELING WATERINJECTIE
SCHOONEBEEK
BF5299-IB-RP-230127 15
Aardgasproductie Schoonebeek gasveld
Het aardgas uit het Schoonebeek gasveld wordt vanaf de locaties SCH-313 en SCH-447 gewonnen. Het
gewonnen aardgas wordt via bestaande infrastructuur naar het landelijke Gasunie netwerk
getransporteerd. Winning in dit gebied vindt sinds 1957 plaats. Tot eind 2021 is in totaal
9.739 miljoen Nm3 aardgas uit het Schoonebeek gasveld geproduceerd. NAM verwacht nog tussen de 30
tot 100 miljoen Nm3 aardgas te winnen over de periode 2022-2031, afhankelijk van het productiescenario.
De daadwerkelijke productie hangt af van hoe goed de putten kunnen blijven produceren in combinatie
met de waterinjectie in het gasveld, de zuurgraad van het gewonnen aardgas en de aardgasprijs.
De oorspronkelijke druk in het gasreservoir bedroeg 358 bar (op 3.000 meter diepte). Ten gevolge van de
aardgasproductie is de druk inmiddels afgenomen tot ongeveer 80 bar. Het is de verwachting dat na
beëindiging van de aardgaswinning de resterende druk in het gasveld ongeveer 70 bar bedraagt, in het
geval dat er geen water geïnjecteerd zou worden.
Figuur 3-6. Historische gasproductie uit het Schoonebeek Zechstein reservoir.
Gaswinning in de toekomst op locatie SCH-313 en op locatie SCH-447
Het Schoonebeek gasveld bevat aardgas van ‘midden zuur’ gehalte. Dit aardgas kan niet afgeleverd
worden aan het Gasunie netwerk zonder verdere behandeling of vermenging met ‘zoet gas’. Daarvan is er
momenteel onvoldoende beschikbaar in de aangesloten leidingen, waardoor de SCH-gasputten veelal
niet produceren. Er is een plan om medio 2023 wel voldoende ‘zoet gas’ te hebben om het Schoonebeek
gasveld weer structureler te kunnen produceren. Als gevolg hiervan wordt er rekening gehouden met
gasproductie op zowel de locatie SCH-313 als de locatie SCH-447.
Aardgasproductie in combinatie met waterinjectie Schoonebeek gasveld
Ten tijde van de Schoonebeek Herontwikkeling en de Herafweging 2016 werd er nog tot zo’n
300.000 m3/d gas geproduceerd uit het Schoonebeek gasveld. Maar sinds de operatie van de Gas
Zuiverings Installatie (GZI) in Emmen economisch onrendabel werd en deze begin 2018 werd gesloten, is
het overgebleven gasproductie potentieel van het Schoonebeek gasveld zeer beperkt. Door het relatief
hoge zwavelwaterstof (H2S)-gehalte in het Schoonebeek gasveld is zeer beperkt capaciteit binnen het
overgebleven productiesysteem om dit te verwerken. In combinatie met hoge waterproductie in de putten
kan gasproductie alleen intermitterend plaatsvinden. Echter, mogelijk ontstaan er door de huidige hoge
P r o j e c t g e r e l a t e e r d
27 januari 2023 M.E.R.-BEOORDELING WATERINJECTIE
SCHOONEBEEK
BF5299-IB-RP-230127 16
gasprijzen in de toekomst nog mogelijkheden om het zure gas deels weg te mengen met minder zuur gas
uit andere velden die voorheen niet langer economisch rendabel waren.
Gegeven de specifieke reservoirstructuur van het Schoonebeek gasveld denkt NAM dat er een
mogelijkheid is om de gasproductie voortgang te laten vinden nadat injectie van het injectiewater
afkomstig van oliewinning is gestart. Hier is al op beperkte schaal ervaring mee opgedaan. Het
injectiewater geassocieerd met NAM’s gaswinning in Oost-Nederland wordt vanaf 2010 geïnjecteerd in
het Schoonebeek gasveld. Injectie vindt momenteel plaats aan de zuidkant van het Schoonebeek gasveld
in put SCH-597 op locatie SCH-447 en in put ENZ-7 (in Duitsland), welke zijn afgeschermd van de gas
productieputten door breuken en laaggelegen delen van het reservoir. In een eerder stadium 2010-2014
werd 0,36 miljoen m3 geïnjecteerd in put SCH-580, welke laag op de oostflank ligt van het noordelijke deel
van het gasveld, ver weg van de gas productieputten. De NAM-injectie is afgenomen van rond de 200
m3/dag in de periode 2010-2017 tot zo’n 60 m3/dag sinds het sluiten van de GZI in 2018. De injectie in
Duitsland vanaf eind 2013 zit gemiddeld rond de 300 m3/dag.
Mogelijke effecten in het Duitse deel van het Schoonebeek gasreservoir
Aan de Duitse zijde van het Schoonebeek gasreservoir vindt momenteel geen gasproductie meer plaats,
de putten zijn uitgewaterd. Er wordt 1 voormalige gasproductieput gebruikt voor waterinjectie. Tot op
heden is de totale waterinjectie in het Schoonebeek gasveld (zowel aan Duitse als Nederlandse zijde)
dermate laag in relatie tot het totale gasvolume dat er wel lokaal drukeffecten zijn gezien, maar geen
significante drukeffecten zijn geobserveerd door het gehele veld. De huidige cumulatieve waterinjectie is
minder dan 2 miljoen m3, wat zo’n 2 bar drukstijging oplevert in het veld8. Dit valt binnen de
meetnauwkeurigheid van de reservoirdruk, die wordt beïnvloed door lokale effecten van productie en
injectie. Er gelden regels dat de druk nooit hoger mag worden dan de oorspronkelijke reservoirdruk.
De drukopbouw in het zuidelijke blok (dat doorloopt tot in Duitsland) wordt in Nederland gemeten in een
tweetal putten (SCH-597 en SCH-591) en bij afwijkende drukopbouw kan worden bijgestuurd. De putten in
Duitsland liggen weer verder naar het zuiden. Met de operator aan de Duitse zijde worden gegevens
uitgewisseld op vertrouwelijke basis, wat NAM in staat stelt om de eventuele effecten van waterinjectie op
de Duitse kant te monitoren. Een lichte drukverhoging kan voor de eventuele toekomstige gasproductie
aan Duitse zijde voordelig zijn. De kans dat water dat wordt geïnjecteerd aan de noordkant van het
Schoonebeek veld het Duitse grondgebied instroomt (ruim 2 km zuidelijker) is vanwege de afstand
verwaarloosbaar klein.
8 Als een eerste orde benadering wordt de compressibiliteit van het systeem gegeven door: c = 1/V·V/p
Uit de drukdata blijkt dat er wel lokale effecten zijn bij injectie, maar dat deze op termijn uitmiddelen over het gehele gasveld.
Het totale gasvoorkomen is grofweg 16 mrd Nm3 oftewel 70 mln Rm3 (V) gegeven de gas expansie factor van 230 Nm3/Rm3. Bij de
huidige reservoirdruk van rond de 80 bar is de gascompressibiliteit rond de 1.25·10-2 1/bar (c). Een water injectievolume van 2 mln
m3 (V) geeft zo’n 2 bar drukstijging (p).
P r o j e c t g e r e l a t e e r d
27 januari 2023 M.E.R.-BEOORDELING WATERINJECTIE
SCHOONEBEEK
BF5299-IB-RP-230127 17
4 Kenmerken van het project
De toets naar milieugevolgen vindt plaats aan de hand van de criteria van Bijlage III, van de EU-richtlijn
m.e.r. Hoofdstuk 4 en 5 gaan in op deze criteria in relatie tot waterinjectie in Drenthe. Bij de kenmerken
van de projecten moet in het bijzonder in overweging worden genomen (Bron: Bijlage III EU richtlijn
milieubeoordeling projecten):
• De omvang van het project
• De cumulatie met andere projecten
• Gebruik van natuurlijke hulpbronnen
• De productie van afvalstoffen
• Verontreiniging en hinder
• Risico van ongevallen, vooral gelet op de gebruikte stoffen of technologieën.
4.1 Voorgenomen activiteit
NAM heeft het voornemen de locaties SCH-313, SCH-447 en/of SCH-580 in te zetten voor waterinjectie.
De voorgenomen activiteit is weergegeven in Figuur 1-1. Op de drie locaties zijn in totaal vier putten
operationeel. Uitgangspunt is een totaal benodigde waterinjectiecapaciteit voor het optimaal functioneren
van de oliewinning van 6.500 m3 per dag. De locaties worden aangesloten op de huidige
injectiewaterleiding naar Twente. Bij de voorgenomen activiteit wordt de gefaseerde aanpak gevolgd zoals
beschreven in paragraaf 2.2. De voorgenomen activiteit bestaat zodoende uit de volgende onderdelen:
• Aanpassing locaties, gereed maken voor waterinjectie
• Boren nieuwe putten
• Aanleg verbindingssegmenten tussen de locaties en de huidige injectiewaterleiding
• Operationeel hebben van de locaties.
4.2 Wijze van uitvoeren
Materiaalkeuze
De nieuwe pijpleidingen zullen van GRE gemaakt zijn. De leidingen en waterinjectieskids worden van
roestvaststaal (Duplex) gemaakt zijn. Een waterinjectieskid is een metalen frame waarop de pomp en
meet- en regelinstrumenten staan. De waterinjectieskid is vergelijkbaar met de huidige op de Twente
locaties. De nieuwe waterinjectieputten zijn voorzien van GRE lined tubing. Als gevolg hiervan hoeft er
geen corrosieremmer te worden toegevoegd aan het injectiewater.
4.2.1 Ombouw locatie SCH-313
Op de locatie SCH-313 vindt nog geen waterinjectie plaats, dus zal de bestemming voor de locatie
aangepast moeten worden. De huidige gaswinlocatie SCH-313 zal een centrale rol krijgen in het verdelen
van het injectiewater dat vrijkomt bij de gas- en oliewinning in de regio Zuidoost Drenthe. Het voornemen
is om het injectiewater van de oliewinning vanaf locatie SCH-313 te gaan injecteren in het Schoonebeek
gasveld (en vanaf locatie SCH-447, zie volgende paragraaf). Op locatie SCH-313 vindt daarnaast tijdelijk
nog gaswinning plaats, die gedurende een periode wordt voortgezet naast de waterinjectie.
Figuur 4-1 geeft een vergroting van de kaart met de voorgenomen activiteit op locatie SCH-313. Een
detailkaart met de voorgenomen inrichting staat in Bijlage 1-1.
P r o j e c t g e r e l a t e e r d
27 januari 2023 M.E.R.-BEOORDELING WATERINJECTIE
SCHOONEBEEK
BF5299-IB-RP-230127 18
Figuur 4-1. Voorgenomen activiteit op locatie SCH-313
Verdeelstation
• Er komt een centraal verdeelstation op de locatie, waar het injectiewater vanuit de OBI en het
injectiewater van de gaswinning samen komen. Vanuit het verdeelstation kan injectiewater naar de
waterinjectieputten op locatie SCH-313 worden geleid of naar de andere injectielocaties (SCH-447 of
de extra locatie SCH-580) worden getransporteerd.
• Voor de installaties is het van belang dat er voldoende capaciteit is op het elektriciteitsnet. Dit vergt
twee nieuwe kabels naar een nabijgelegen Enexis station of naar de bestaande eigen NAM-ringleiding
met een aansluiting tussen locaties SCH-2000 en SCH-2300 (ongeveer 1.360 m).
Leidingsegmenten
Nabij de locatie worden de volgende leidingsegmenten aangelegd:
• Er komt een verbinding met de bestaande injectiewaterleiding naar Twente. Dit is een relatief kort
segment van enkele tientallen meters. Hiervoor dient de bestaande injectiewaterleiding aangepast te
worden.
Putten
• Een van de bestaande putten wordt de komende jaren nog gebruikt voor gaswinning. In deze
m.e.r.-beoordeling zijn de milieueffecten van twee situaties onderzocht:
o Periode waarin gaswinning plaatsvindt
o Periode waarin geen gaswinning meer plaatsvindt op locatie SCH-313.
• Twee gasputten worden nieuw geboord.
• Het is de verwachting dat de twee putten op deze locatie samen ongeveer 4.000 m3 per dag kunnen
injecteren.
Waterinjectieskids
• Voor de injectie van injectiewater komt op de locatie per put een waterinjectieskid te staan.
P r o j e c t g e r e l a t e e r d
27 januari 2023 M.E.R.-BEOORDELING WATERINJECTIE
SCHOONEBEEK
BF5299-IB-RP-230127 19
4.2.2 Ombouw locatie SCH-447
Op de locatie SCH-447 vindt momenteel waterinjectie plaats van injectiewater afkomstig van gaswinning.
Dit zal worden uitgebreid met injectiewater afkomstig van de olieproductie. De locatie krijgt een aansluiting
direct op de injectiewaterleiding naar Twente. Er is doorvoer mogelijk naar locatie SCH-580. Op de locatie
is ruimte om twee aanvullende putten te boren.
Figuur 4-2 geeft een vergroting van de kaart met de voorgenomen activiteit op locatie SCH-447. Een
detailkaart met de voorgenomen inrichting staat in Bijlage 1-2.
Figuur 4-2. Voorgenomen activiteit op locatie SCH-447
Verdeelstation
• Er komt een centraal verdeelstation op de locatie, waar het injectiewater vanuit de OBI komt. Vanuit
het verdeelstation kan injectiewater naar de waterinjectieputten op de locatie worden geleid, of
doorgevoerd naar locatie SCH-580.
• Voor de installaties is het van belang dat er voldoende capaciteit is op het elektriciteitsnet. Dit vergt
twee nieuwe kabels naar een nabijgelegen Enexis station of naar de bestaande eigen NAM-ringleiding
tussen OBI en locatie SCH-2600 (ongeveer 650 m).
Leidingsegmenten
• Locatie SCH-447 wordt rechtstreeks aangesloten op de bestaande injectiewaterleiding die vlak langs
deze locatie loopt. Er komt hiervoor een verbinding met de injectiewaterleiding. Dit is een relatief kort
segment van enkele tientallen meters. Hiervoor dient de bestaande injectiewaterleiding aangepast te
worden.
• Voor de aansluiting van SCH-580 komt er een nieuwe (10 inch) leiding vanaf locatie SCH-447 naar
locatie SCH-580 naast de bestaande leiding.
Putten
• Er worden twee nieuwe putten geboord.
• Het is de verwachting dat de twee putten samen ongeveer 4.000 m3 per dag kunnen injecteren.
P r o j e c t g e r e l a t e e r d
27 januari 2023 M.E.R.-BEOORDELING WATERINJECTIE
SCHOONEBEEK
BF5299-IB-RP-230127 20
Waterinjectieskids
• Voor de injectie van injectiewater komt per put een waterinjectieskid te staan.
4.2.3 Ombouw locatie SCH-580
Het is de voorkeur van NAM dat op de locaties SCH-313 en SCH-447 voldoende injectieputten
beschikbaar komen voor de volledige waterinjectie. Mocht dit vanwege technische of andere redenen
beperkt zijn, dan is het voornemen gebruik te maken van extra locatie SCH-580. Figuur 4-3 geeft een
vergroting van de kaart met de voorgenomen activiteit op locatie SCH-580. Een detailkaart met de
voorgenomen inrichting staat in Bijlage 1-3.
Figuur 4-3. (optioneel) voorgenomen activiteit op locatie SCH-580
Leidingsegment
• Er komt een nieuwe (10 inch) leiding vanaf locatie SCH-447 naar locatie SCH-580
• Voor de installaties is het van belang dat er voldoende capaciteit is op elektriciteitsnet. Dit vergt een
nieuwe kabel naar SCH-447 (die weer met OBI is verbonden) langs hetzelfde tracé als de nieuwe
pijpleiding.
Putten
• Het vervangen van de huidige injectieput door een nieuw te boren put.
• Indien nodig worden maximaal twee nieuwe putten geboord.
Waterinjectieskids
• Voor de injectie van injectiewater komt per put een waterinjectieskid te staan.
• Voor de installaties is het van belang dat er voldoende capaciteit is op elektriciteitsnet. Dit vergt een
nieuwe kabel naar SCH-447 (die weer met OBI is verbonden).
P r o j e c t g e r e l a t e e r d
27 januari 2023 M.E.R.-BEOORDELING WATERINJECTIE
SCHOONEBEEK
BF5299-IB-RP-230127 21
4.3 Boren van nieuwe putten
Elektrisch boren en vrachtverkeer
Nieuwe putten worden elektrisch geboord met een zogenaamde land light rig (LLR) zoals de Synergy-2 of
vergelijkbaar. De duur van een boring per put is 60 dagen. De aan- en afvoer van benodigd
materieel/materiaal zal plaatsvinden door middel van wegtransporten via een vooraf vastgestelde route.
De aan- en afvoer van de mobiele onderhoudsinstallatie zal ongeveer 100 vrachtbewegingen bedragen.
Met de aanvoer en het opbouwen van de installatie zijn ongeveer 10 dagen gemoeid. Tijdens het boren
van de putten zijn er ongeveer 5 vrachten per dag nodig. Voor een gedoseerde aanvoer van het
vrachtverkeer kan gebruik worden gemaakt van een tijdelijke afroepplek op het industrieterrein in
Schoonbeek. Zodoende zullen er geen opstoppingen ontstaan van vrachtverkeer ter plekke van de
locatie. Transportbewegingen zullen zoveel mogelijk plaatsvinden tijdens de dagperiode en beperkt in de
avondperiode volgens de wettelijke vereisten rond geluid.
Uitvoering van de elektrische boring
De boring van een put vindt plaats met behulp van een mobiele en demontabele boorinstallatie.
Een elektrisch aangedreven motor boven in de boorinstallatie (topdrive) zorgt voor de aandrijving van de
boorbeitel onder in het boorgat. In de topdrive is een meeneemstang bevestigd met daaronder de
boorstang. De boorstang bestaat uit een serie aan elkaar geschroefde holle boorpijpen en is aan de
onderkant voorzien van de boorbeitel. Door het gewicht van de pijpen boort de boorstang zichzelf de
grond in. Is de lengte van de boorstang geboord, dan stopt het boren en wordt een nieuwe boorpijp aan
de boorstang geschroefd. Zo groeit de lengte van de boorstang met de diepte van het geboorde gat.
Tijdens het boren wordt continu boorspoeling door de holle boorstang naar beneden gepompt. Deze
vloeistof brengt het door de beitel vermalen gesteente (boorgruis) tussen de boorstang en boorwand door
naar de oppervlakte. Het boorgruis wordt met behulp van schudzeven, hydrocyclonen en centrifuges uit
de boorspoeling gehaald, in bakken opgevangen en voor verwerking afgevoerd naar een daartoe
geëigende en bevoegde be-/verwerkingsinrichting.
De boorspoeling wordt hergebruikt en via een gesloten systeem weer in de boorpijpen gepompt. Op het
boorgat zijn veiligheidsafsluiters (blow-out preventors) aangebracht die op elk moment, eventueel van
afstand, gesloten kunnen worden. Om te voorkomen dat het boorgat instort, wordt het boren een aantal
keren gestopt om het boorgat te verbuizen met stalen bekledingsbuizen (ook wel ‘casing’ genoemd). De
ruimte tussen buizen en boorgat wordt met cement gevuld waardoor een hechte en ondoordringbare
verbinding ontstaat. De diepte van het boorgat en de aard, de dikte en de samenstelling van de aardlagen
bepalen de lengte waarover en het aantal malen dat er bekledingsbuizen wordt aangebracht. Iedere
nieuwe serie bekledingsbuizen is smaller dan de voorgaande serie.
Moet van boorbeitel worden gewisseld, vanwege slijtage of het toepassen van een kleinere diameter, dan
wordt ook de gehele boorstang naar boven gehaald en in delen van steeds drie boorstangen uit elkaar
geschroefd alvorens met een nieuwe beitel verder geboord kan worden. Daarna wordt er een
‘productiebuis’ (tubing) in de put geplaatst en wordt de put afgesloten met een ‘X-mas tree’ welke bestaat
uit een samenstelling van afsluiters. De put wordt achtergelaten met conserverende vloeistoffen en kan
nog niet in gebruik worden genomen. Na afronding van de werkzaamheden en demontage van de
boorinstallatie wordt het terrein gereinigd.
Ingebruikname van de put
Om de put in gebruik te kunnen nemen wordt de conserverende vloeistof verwijderd. De vloeistof wordt
door middel van stikstof gelift en opgevangen in een aparte tank. Daarna wordt de conserverende
vloeistof afgevoerd naar een daartoe geëigende en bevoegde be-/verwerkingsinrichting. Om verbinding te
krijgen met het reservoir wordt de put geperforeerd met behulp van een mobiele installatie. Vervolgens
P r o j e c t g e r e l a t e e r d
27 januari 2023 M.E.R.-BEOORDELING WATERINJECTIE
SCHOONEBEEK
BF5299-IB-RP-230127 22
kan de put getest worden. Na het aansluiten van de benodigde leidingen op de injectie-installatie, kan de
put in gebruik genomen worden.
Hulpstoffen tijdens boorwerkzaamheden
Bij het boren van putten en het cementeren van de verbuizing worden boorspoeling, boorchemicaliën en
cement gebruikt. De samenstelling en hoeveelheid worden nauwkeurig afgestemd op de te doorboren
aardlagen en het boorprogramma. Ten tijde van het opstellen van de vergunningaanvraag kan nog niet
exact worden opgegeven welke en hoeveel chemicaliën zullen worden gebruikt. Dit zal worden
opgegeven volgens Mijnbouwregeling artikel 8.2.1.1 onder b (werkprogramma voor boorgaten op land).
Uit milieuoverwegingen wordt de boring gestart met een boorvloeistof op waterbasis (‘water based mud’,
WBM). Deze boorvloeistof bestaat voornamelijk uit water, zout, verdikkingsmiddelen en een
verzwaringsmiddel (bariet). Voor de diepere boorsecties wordt indien noodzakelijk om technische redenen
een boorvloeistof op oliebasis toegepast (’oil based mud’, OBM). Water of basisolie dienen als
hoofdbestanddeel voor het aanmaken van de boorvloeistof. Om de boorvloeistof de eigenschappen te
geven die het voor de boring nodig heeft worden diverse producten toegevoegd, afhankelijk van de
eigenschappen die op dat moment nodig zijn. De benodigde eigenschappen zijn afhankelijk van de
verwachte drukken en aard van de te doorboren aardlaag.
Hulpstoffen tijdens het boren
Tijdens de boring van een put worden de volgende boorvloeistoffen en -chemicaliën (of gelijkwaardig)
verbruikt. De genoemde spoeling types en hoeveelheden zijn ingeschat op basis van standaard operaties
en ervaringen met voorgaande boringen en zijn daarmee indicatief. In het werkprogramma zullen verdere
details van de mijnbouwhulpstoffen worden opgenomen (als per Mijnbouwregeling artikel 8.2.1.1b):
▪ 500 m3 KPM (Kalium Polymer Mud); een boorspoeling op waterbasis voor de eerste sectie;
▪ 850 m3 VCM (Versa Clean Mud); een boorspoeling op oliebasis voor de middelste secties
(overgebleven/gebruikte spoeling wordt teruggeleverd aan de leverancier);
▪ 280 m3 Versapro Mud; een boorspoeling op oliebasis die is opgewogen met calciumcarbonaat in
plaats van bariet, voor het boren van de reservoir sectie (deze spoeling wordt na gebruik weer terug
geleverd aan de leverancier);
▪ 250 ton diverse boorchemicaliën om de boorspoeling binnen specificatie te houden en/of aan te
passen naar de benodigde specificaties voor de te boren aardlaag;
▪ 180 ton cement om de stalen verbuizing vast te cementeren en de verschillende gesteentelagen
gescheiden te houden;
▪ 50 m3 kaliumchloride-brine; een zout water-oplossing die wordt achtergelaten als conserverende
vloeistof totdat de put in gebruik genomen wordt.
Watergebruik
Per boring wordt 400 tot 1000 m3 water gebruikt hoofdzakelijk als spoelwater voor het schoonspoelen of
afspuiten van de apparatuur op de locatie of de verharding.
4.4 Samenstelling van het te injecteren water
Het injectiewater is samengesteld uit de volgende deelstromen:
• Formatiewater: het van nature aanwezige water in het oliereservoir, dat met de olie mee wordt
opgepompt
• Condenswater: de geïnjecteerde en nadien gecondenseerde stoom die bij de winput terecht komt
• Mijnbouwhulpstoffen: toegevoegd in de put, voor transport van het oliewatermengsel naar de OBI, in
de OBI voor het scheidingsproces en in het injectiewater om de afvoerleidingen en injectieputten te
beschermen
P r o j e c t g e r e l a t e e r d
27 januari 2023 M.E.R.-BEOORDELING WATERINJECTIE
SCHOONEBEEK
BF5299-IB-RP-230127 25
5 Milieueffecten
Milieuthema’s
In dit hoofdstuk zijn de potentiële milieueffecten toegelicht. Op basis van de voorgenomen activiteiten en
de kenmerken van het plangebied zijn de volgende milieuaspecten in het kader van de m.e.r.-beoordeling
van belang:
• Bodem
• Water
• Natuur
• Archeologie (inclusief Ontplofbare Oorlogsresten)
• Landschap
• Geluid
• Lucht
• Verkeer
• Energie
• Afvalstoffen
• Externe veiligheid
• Cumulatie
Te toetsen activiteiten en situaties
Het milieuonderzoek richt zich op de volgende situaties:
• Voor iedere locatie is het boren en in gebruik nemen van twee nieuwe putten onderzocht. Dat is als
maatgevende situatie aangehouden. Hiermee wordt per locatie beschreven wat de maximaal effecten
zouden kunnen zijn.
• Daarbij is uitgegaan van één operationeel injectieskid per waterinjectieput.
• Hoewel er een gefaseerde aanpak zal worden gebruikt, zijn de cumulatieve milieueffecten
beschreven. Daarmee zijn de maximaal mogelijke effecten inzichtelijk gemaakt.
• Op locaties SCH-313 en SCH-447 zijn de milieueffecten van twee situaties beschreven, de situatie
met gaswinning en de situatie zonder gaswinning.
• De milieueffecten van de aanleg van nieuwe leidingensegmenten zijn beschreven.
• De milieueffecten zijn beschreven voor de aanlegfase en de operationele fase.
Aanleg elektriciteitskabels
Voor de energievoorziening op de locaties worden elektriciteitskabels aangelegd, zoals beschreven in
Hoofdstuk 4. De aanleg vindt plaats langs bestaande wegen, zonder sloten te kruisen, en in vergraven
grond. Hiervoor gelden standaard werkwijzen. Deze ingreep is dermate beperkt, dat de activiteit niet is
meegenomen in de effectbeschrijving.
Detailstudies
In dit hoofdstuk zijn de bevindingen voor alle bovengenoemde milieuaspecten beschreven. Voor een deel
van de milieuaspecten is een aparte detailstudie uitgevoerd en gerapporteerd. De Natuurtoets, het
stikstofdepositieonderzoek en de archeologische onderzoeken zijn opgenomen als bijlagen bij deze
m.e.r.-beoordeling. Het milieukundig bodemonderzoek, de hydrologische berekeningen van bemaling van
de leidingen, de geluidsberekeningen en het vooronderzoek naar explosieven zijn opvraagbaar bij NAM.
De detailstudies beschrijven de voorgenomen activiteiten van NAM. Ook wordt in de studies een
mogelijke afvoerleiding vanaf de locatie SCH-313 naar SCH-1100 beschreven. Deze vormt echter geen
onderdeel van het huidige voornemen van NAM en is daarom niet uitgewerkt in deze m.e.r.-
beoordelingsnotitie.
P r o j e c t g e r e l a t e e r d
27 januari 2023 M.E.R.-BEOORDELING WATERINJECTIE
SCHOONEBEEK
BF5299-IB-RP-230127 26
Gebruik ondergrond en risico’s
De milieuthema’s hebben betrekking op de activiteiten in de biosfeer. Maar de waterinjectie vindt plaats op
grotere diepte, zo’n 3 kilometer onder het maaiveld. Daar gelden geen milieunormen waaraan getoetst
kan worden. Het is wel van belang om zicht te krijgen op veranderingen die in de diepe ondergrond
optreden en welke risico’s dat eventueel oplevert voor de biosfeer (het gedeelte van de bodem tot
ongeveer 500 meter onder maaiveld). Dat is in Hoofdstuk 6 behandeld. In dit hoofdstuk zijn de effecten op
de biosfeer getoetst.
5.1 Bodemkwaliteit
De voorgenomen activiteiten hebben mogelijk (tijdelijk) effect op de bodem op de tracés van de aan te
leggen leidingen en ter plaatse van de aan te passen locaties. Het gaat om de mogelijke verstoring door
vergraving en het risico van verontreiniging tijdens de aanlegfase en de operationele fase. Er is historisch
vooronderzoek gedaan naar het voorkomen van bodemverontreinigingen op de nieuwe leidingtracés en
de locaties (Milieukundig rapport, Antea Group, 2022). De onderstaande bevindingen zijn overgenomen
uit het Milieukundig rapport.
5.1.1 Kenmerken huidige situatie
Uit het historisch vooronderzoek blijkt dat langs de nieuwe leidingtracés in het landelijk gebied geen tot
licht verhoogde gehalten/concentraties van bodemverontreinigingen kunnen voorkomen. Verder zijn er
geen concrete aanwijzingen dat er bodemverontreinigingen aanwezig zijn. Maar er zijn wel aanleidingen
om de locaties te verdenken van de aanwezigheid van bodemverontreinigingen. Het gaat om de volgende
punten:
• Op de NAM-locaties kan bodemverontreiniging met condensaatcomponenten en barium niet volledig
worden uitgesloten als gevolg van historische activiteiten op deze locaties. Daarnaast kan onder het
asfalt op de NAM-locaties een fundatielaag liggen bestaande uit puin of grond met bodemvreemde
bijmengingen, waaronder puin. Afhankelijk van het type materiaal of bijmengingen zijn deze locaties
potentiaal verdacht op een verontreiniging met asbest, zware metalen, minerale olie en PAK.
• De aard en milieu hygiënische kwaliteit van enkele waterbodems, een voormalige weg en het
dempingsmateriaal van gedempte sloten zijn onbekend. Deze zijn daarom potentieel verdacht op
verontreinigingen.
• Bekende (rest)verontreinigingen op de locaties SCH-313 en SCH-447 liggen buiten de nieuwe
leidingtracés, maar zijn een aandachtspunt voor bemaling bij de aanleg van de leidingen.
Deze verdachte locaties zijn hieronder per tracé beschreven.
Leidingtracé (PL341) tussen locatie SCH-313 en een bestaande leiding
• Het aan te sluiten leidingtracé kruist 1 sloot. De milieu hygiënische kwaliteit van de waterbodem is
onbekend;
• Binnen de bufferzone van 50 m rondom het tracé is een gedempte watergang aanwezig. De aard en
milieu hygiënische kwaliteit van het dempingsmateriaal zijn onbekend;
• Op 70 m van het aan te sluiten leidingtracé bij locatie SCH-313 bevindt zich een beschikte
verontreiniging (RUD/2015002368) met benzeen in de grond en benzeen en xylenen in het
grondwater. De verontreiniging wordt door middel van natuurlijke afbraak gesaneerd. Als gevolg van
bemaling in het kader van de leidingaanleg kan de verontreiniging verplaatst worden.
P r o j e c t g e r e l a t e e r d
27 januari 2023 M.E.R.-BEOORDELING WATERINJECTIE
SCHOONEBEEK
BF5299-IB-RP-230127 27
Leidingtracé (PL344) tussen locatie SCH-447 en een bestaande leiding
• Dit stukje tracé kruist de toegangsweg naar locatie SCH-447. Onder de wegverhardingen bevindt zich
mogelijk een fundatielaag bestaande uit puin of grond met bodemvreemde bijmengingen, waaronder
puin. Afhankelijk van het type materiaal of bijmengingen zijn deze locaties potentiaal verdacht op een
verontreiniging met asbest, zware metalen, minerale olie en PAK. Daarnaast kan in de bermen
depositie van uitlaatgassen hebben geleid tot verhoogde gehalten aan minerale olie, PAK en zware
metalen.
• Op een afstand van ongeveer 115 m vanaf het leidingtracé bevindt zich een lichte restverontreiniging
in het grondwater langs de noordelijke locatiegrens van SCH-447. Als gevolg van bemaling in het
kader van de leidingaanleg kan deze lichte restverontreiniging verplaatst worden.
Leidingtracé van SCH-447 naar SCH-580
• Het leidingtracé kruist 9 kavelsloten en de Borgerbeek. De milieu hygiënische kwaliteit van de
waterbodem is onbekend;
• Het leidingtracé kruist 6 gedempte watergangen. Binnen de bufferzone van 50 m rondom het tracé
zijn een aantal meer slootdempingen aanwezig. De aard en milieu hygiënische kwaliteit van het
dempingsmateriaal zijn onbekend;
• Het leidingtracé kruist een voormalige weg. Mogelijk zijn er restanten van de voormalige weg in de
bodem aanwezig, welke verontreinigingen, onder andere met asbest, kunnen bevatten;
• Het tracé kruist de Oldenhuis Gratamaweg, Beekweg, Burgemeester Osselaan en de Valendisweg.
Onder de wegverhardingen bevindt zich mogelijk een fundatielaag bestaande uit puin of grond met
bodemvreemde bijmengingen, waaronder puin. Afhankelijk van het type materiaal of bijmengingen zijn
deze locaties potentiaal verdacht op een verontreiniging met asbest, zware metalen, minerale olie en
PAK. Daarnaast kan in de bermen depositie van uitlaatgassen hebben geleid tot verhoogde gehalten
aan minerale olie, PAK en zware metalen.
• Op een afstand van ongeveer 95 m vanaf het leidingtracé tussen SCH-447 en SCH-580 bevindt zich
een lichte restverontreiniging in het grondwater langs de noordelijke locatiegrens van SCH-447. Als
gevolg van bemaling in het kader van de leidingaanleg kan deze lichte restverontreiniging verplaatst
worden.
5.1.2 Mogelijke effecten op de bodemkwaliteit
Aanpassen van de locaties voor waterinjectie
Aanlegfase
Als uitgangspunt van de wetgeving geldt op basis van het Besluit bodemkwaliteit het behoud of de
verbetering van de bodemkwaliteit. Dat betekent dat de aanleg of het gebruik van een project geen
negatief effect mag hebben op de bodemkwaliteit. Wanneer een geval van ernstige bodemverontreiniging
wordt aangetroffen met risico voor de omgeving, is sanering noodzakelijk.
Op de bestaande NAM-locaties SCH-313, SCH-447 en SCH-580 zijn al voorzieningen aanwezig om
lekkage naar het grondwater te voorkomen. De voorziene werkzaamheden en aanpassingen zorgen niet
voor vergroting van de kans op verontreiniging vanaf de locaties. Bij het boren van nieuwe putten worden
de ondiepe lagen doorboord en wordt een casing (verbuizing, mantelpijp, mantelbuis zijn Nederlandse
aanduidingen) geplaatst om te voorkomen dat boorvloeistof uit de put naar de omgeving weglekt.
Operationele fase
Tijdens de operationele fase zijn er geen effecten. Er is een risico van lekkage (zie Hoofdstuk 6), dat zo
beperkt mogelijk wordt gehouden.
P r o j e c t g e r e l a t e e r d
27 januari 2023 M.E.R.-BEOORDELING WATERINJECTIE
SCHOONEBEEK
BF5299-IB-RP-230127 28
Nieuwe leidingen
Aanlegfase
Voor de aanleg van de nieuwe leidingen wordt grond vergraven. Het betreft relatief ondiepe grond, tot
maximaal 2 m diepte. Zoals hiervoor beschreven geldt als uitgangspunt van de wetgeving dat de aanleg
van de leidingen geen negatief effect mag hebben op bodemkwaliteit. En dat, als een
bodemverontreiniging wordt aangetroffen met risico voor de omgeving, sanering noodzakelijk is. Dat
betekent dat de bodemkwaliteit op de nieuwe leidingtracés gelijk blijft of verbeterd als gevolg van de
aanleg van de nieuwe leidingen.
Wel moet er aanvullend onderzoek worden gedaan om te bepalen of de grond kan worden teruggebracht
of dat sanering noodzakelijk is. Dat komt omdat er op basis van het historisch vooronderzoek
aanwijzingen zijn voor de aanwezigheid van bodembedreigende activiteiten ter plaatse van de
leidingentracés of aanleidingen de leidingentracés te verdenken op de aanwezigheid van
bodemverontreinigingen. In het historisch vooronderzoek (Milieukundig rapport, Antea Group, 2022) wordt
geadviseerd om, zodra de ligging van het tracé definitief is bepaald en duidelijk is welke tracédelen in
open ontgraving worden uitgevoerd, een terreinbezoek uit te voeren en na te gaan of de bovengenoemde
aandachtspunten inderdaad gelegen zijn op of direct nabij het tracé en als verdacht dienen te worden
beschouwd. Als dit het geval is, wordt aanbevolen verkennende bodem- en/of asbestonderzoeken en
waterbodemonderzoeken uit te voeren:
• Verkennend bodem/asbestonderzoek ter plaatse van verdachte slootdempingen, bestaande en
voormalige wegen en bestaande wegbermen voor zover deze in open ontgraving worden gekruist.
• Verkennend bodemonderzoek ter plaatse van de NAM-locaties op trajecten waar de leidingen
ondergronds aangelegd worden en graafwerkzaamheden plaatsvinden.
• Beoordelen van de mogelijke effecten van de bemaling op de verontreinigingen op locaties SCH-313
en SCH-447 en verifiëren dat de verontreiniging op locatie OBI/WKC buiten het invloed gebied van de
bemaling ligt.
• Verkennend waterbodemonderzoek ter plaatse van bredere watergangen (welke afwatering van een
groot gebied verzorgen) die in open ontgraving worden gekruist.
• Indien verwacht wordt dat grond wordt afgevoerd naar een erkende verwerker, dient deze grond
aanvullend onderzocht te worden op PFAS en, omdat op de akkers in de omgeving
bestrijdingsmiddelen zijn toegepast, eveneens op GenX.
Ter plaatse van de overige (onverdachte) locaties kunnen de werkzaamheden worden uitgevoerd op basis
van de bodemkwaliteitskaarten. Hiervoor geldt, op basis van de bodemkwaliteitskaarten, dat de
basishygiëne conform de CROW400 van toepassing is.
Operationele fase
Tijdens de operationele fase zijn er geen effecten. Er is een risico van lekkage (zie Hoofdstuk 6), dat zo
beperkt mogelijk wordt gehouden.
P r o j e c t g e r e l a t e e r d
27 januari 2023 M.E.R.-BEOORDELING WATERINJECTIE
SCHOONEBEEK
BF5299-IB-RP-230127 30
wordt periodiek leeggezogen. De voorziene werkzaamheden en aanpassingen zorgen niet voor vergroting
van de kans op verontreiniging vanaf de locatie.
Operationele fase
Tijdens de operationele fase zijn er geen effecten. Er is een risico van lekkage (zie Hoofdstuk 6), dat zo
beperkt mogelijk wordt gehouden.
Nieuwe leidingen
Aanlegfase
In het hydrologisch onderzoek is ervan uitgegaan dat voor de aanleg van alle leidingen bemaling moet
worden toegepast. De bemalingsduur is 10 dagen per 200 m voor veldstrekkingen en 14 dagen voor
werkputten. Voor deze meest extreme situatie bedraagt het berekende waterbezwaar 180.000 m³ en het
debiet is maximaal 100 m³/uur per onderdeel9. Als meerdere gleuven en werkputten gelijktijdig worden
bemalen, kan het uurdebiet hoger uitvallen. Aangezien bij de berekening is uitgegaan van een meest
extreme situatie betreft het berekende waterbezwaar naar verwachting een bovengrens.
Als gevolg van de bemaling zal de grondwaterstand in de omgeving van de veldstrekkingen en werkputten
tijdelijk dalen. In het Geohydrologisch rapport zijn de tijdelijke verlagingen van de grondwaterstand
berekend. Het invloedsgebied van een onttrekking wordt gedefinieerd als het gebied waarin de freatische
grondwaterstand en de stijghoogte met 0,05 m of meer wordt verlaagd. De verlagingscontouren zijn
berekend voor een gemiddeld natte periode (GHG) en voor een gemiddeld droge periode (GLG). Uit de
berekeningen blijkt dat de 0,05 m verlagingscontour in een gemiddeld natte periode maximaal 700 m
buiten de werkput ligt en maximaal 500 m in een gemiddeld droge periode.
• Hieronder is beschreven of de tijdelijke en lokale verlaging van de grondwaterstand gevolgen kan
hebben voor zetting, landbouw, natuur, vegetatie, verontreinigingen, archeologie, aardkundige
waarden, zoet/zout grensvlak, grondwaterbeschermingsgebieden en overige onttrekkingen: Zettingen:
Het bodemprofiel wordt vooralsnog als hoogstens beperkt zettingsgevoelig aangemerkt. Het risico op
zettingsschade wordt verwacht beperkt te zijn. Aanbevolen wordt om deze beoordeling te verifiëren
zodra de bodemopbouw ter plaatse van de tracés beter inzichtelijk is na uitvoering van
veldonderzoek.
• Landbouw: Gezien de korte bemalingsduur wordt geen droogteschade van gewassen in de
landbouwgebieden binnen het invloedsgebied van de bemaling verwacht.
• Natuur: Er liggen geen Natura 2000-gebieden of NNN-gebieden binnen het invloedsgebied van de
bemaling waardoor negatieve effecten op deze gebieden als gevolg van bemaling niet aan de orde
zijn.
Er zijn verscheidene gebieden aanwezig binnen de GLG-invloedsgebieden welke bij het Provinciale
Natuurbeheerplan 2023 horen. Ter plaatse van tracé A is dit ‘Droog bos met productie’. Ter plaatse
van Tracé C en D zijn dit gebieden geclassificeerd als ‘Droog bos met productie’, ‘Dennen-, eiken- en
beukenbos’ of ‘Kruiden- en/of faunarijk grasland’. Vanwege de beperkte bemalingsduur en de aard
van de natuurgebieden worden geen negatieve effecten verwacht.
• Monumentale bomen en groenvoorziening: Volgens de website
www.monumentaltrees.com/nl/nld/drenthe/ zijn in de ruime omgeving van het plangebied geen
monumentale bomen aanwezig. Gevolgen van de bemalingen voor monumentale bomen zijn
daardoor uitgesloten.
9 In het Hydrologisch onderzoek is het waterbezwaar berekend van 330.000 m3 voor vier segmenten. Echter segment B wordt niet
gerealiseerd waardoor het waterbezwaar 153.000 m3 kleiner is en de waarde 180.000 m3 wordt aangehouden.
P r o j e c t g e r e l a t e e r d
27 januari 2023 M.E.R.-BEOORDELING WATERINJECTIE
SCHOONEBEEK
BF5299-IB-RP-230127 32
5.3 Natuur
De belangrijkste aandachtspunten vanuit natuurwaarden zijn de verstoring van soorten, vergraving van
habitats en stikstofdepositie in natuurgebieden. De bevindingen voor het aspect natuur zijn mede
gebaseerd op twee onderliggende rapportages (Bijlage 2: Natuurtoets en Bijlage 3:
Stikstofdepositieonderzoek), beide uitgevoerd door Antea. De onderstaande bevindingen zijn
overgenomen uit deze studies.
5.3.1 Kenmerken huidige situatie
Beschermde gebieden
De beschermde natuurgebieden in de omgeving van de nieuwe leidingtracés zijn in kaart gebracht. Het
gaat om Natura 2000-gebieden, het Natuurnetwerk Nederland, waardevolle bosgemeenschappen en
bijzonder provinciaal natuurgebied of landschap.
Natura 2000-gebieden
De nieuwe leidingtracés en locaties liggen niet in een Natura 2000-gebied. Het dichtstbijzijnde Natura
2000-gebied ‘Bargerveen’ ligt op ongeveer 4,8 km ten oosten van de nieuwe leidingtracés en locatie
SCH-580. Overige Natura 2000-gebieden liggen op meer dan 9 km afstand van de tracés en locaties.
Natuurnetwerk Nederland
De locaties en nieuwe leidingtracés liggen op minimaal 500 m afstand van een gebied behorende tot het
Natuurnetwerk Nederland (NNN). Dit NNN-gebied heeft het beheertype N16.03 Droog bos met productie.
Waardevolle bosgemeenschappen
Bij de aanplant van nieuw bos is het van belang om aan bepaalde voorwaarden te voldoen, met als doel
het realiseren van ecologisch hoogwaardige of landschappelijk waardevolle bosgemeenschappen. Gezien
er bij de voorgenomen werkzaamheden geen sprake is van de aanplant van een bos, is het niet relevant
hieraan te toetsen. Regelgeving over waardevolle bosgemeenschappen vormt geen belemmering voor het
uit
26 juni 2024 | 10.8 MB | Hoort bij dossier Woo-verzoek, Stop Afvalwater Schoonebeek 23 april 2023